You are here:  >>> Poëzie 

Lidtekens

zijn we eenzaam
omdat we geïsoleerd wachten
op het volgende orgasme?


de wijsheid van het zich ontkleden

1.
onze dans zette in
als groen gezang
van naakte geesten

in die tocht waarin mijn adem droop
verlichtte mijn hand haar knie
en ontwaarde tussen zwarte haren lippen

vergeef mij, onze dans werd zoen...

2.
haar dansstap waaraan ik begaf,
haar zalvend streelgebaar
over mijn verwaaide huid

verdwaald
droeg ik in haar sporen
haar neerdalend zweet

haar lenden
baarden late lentelucht
in mijn vergeelde seizoen

3.
we waagden ons
aan het hooien
van mekanders huid
op het tornooi
waaraan we versaagden...

haar adem werd voorgoed in mij geplant


de troubadour

zij leefden niet
voor zichzelf dame;
zij leefden zichzelf

zij, die woorden uitvonden
gebrouwd uit lusten en dromen -
zij streelden vooreerst zichzelf

Troubadours zijn toonbeeld van beweging
klaterend water bezielt hen
de aarde bergt hen in haar alkoof.

als druiven breken ze open
daar waar het evenbeeld van hun hoop
gebeiteld wordt

zij torsen alleen hun eigen dorst.
zo ligt u, dame, naakt te wachten
op het beest dat uit hen ontwaakt.


Benvenuta
(denkend aan André Delvaux)

niet de dood in je gelaat want die dood glimlacht.
niet het verlangen naar je lippen
want die duiden slechts op lust & taal.

het is de handschoen die we mekaar toewierpen
en waarin we vinger na vinger doolden
die doet verteren, verwoesten...

met jouw ogen
verfilm ik mijn waarheid
in ons landschap

verder gaan
en de draad weer opnemen
waar we de liefde betraden

doet de handschoen ontrollen
en het labirint vervagen.
herinnering ligt voor het rapen



ardense nachten

jij & ik getrouwd
met de heuvels
onze tempels

lang zogen wij
de trotse ochtendnevels
dorstig naar de taal van krekels

de maan zond schaduw door het raam
om ons van onszelf
af te schermen

de schreden van muizen op treden
waren de barsten
in onze zwijgzaamheid

niet wij beheersten
de stilte - stilte
beheerste ons

in ons
blijft dit beeld
verder leven



opener kan niet

zelfs over vruchtbaarheid
zaai je twijfel.
als je geweten had dat woorden

even licht klinken
als gedachten wegen,
had je me dan nog gebeld?

het zijn sporen van blauw kaf waarover je droomt.
is dat alles van het vetgemeste koren
dat je kent?

zij weet niet
dat je kan loslaten
waarmee je vergroeid bent


het moet je maar overkomen

stemmen kruipen uit het gras
en werpen door het vensterglas
een diepe schijn op mijn hand

met een zucht
komen ook de buren binnen waaien
en doven wit uit

later haalt het plofferig ritme
van paardenhoeven op beton
[staal op beschilde aarde]

me uit concentratie
en doet me dwalen
naar verhalen

terwijl jij op mij zat te wachten
met als geschenk op je schoot
je klachten over sombere nachten

diepgelegen klachten
over het ontbreken
van avonturen...


beeldzang

1.
haar rechterknie op smaak gebracht
met mijn linkerdij:
woordloze liefde

woordloze liefde
is de choreografie
van een onbetreden landschap

2.
met de zucht van een trein
komt jouw taal aan mijn eindstation
retour wordt hier

de zonde
van de holte
tussen je verbrande dijen

3.
je verspreidt een mistig lied.
ontspoorde klanken
ruisen de duisternis schoon

ik aanhoor je materie
in dit voor geesten onbetreedbaar domein.
waar anders vindt mijn taal schaduw...

zinderend tussen zwart & zon in
zuig je me in je bronzen plooi:
een zwijgzaam tot broeikast gevouwen kooi

4.
met gestrekte handen
wou zij het zilverblauw gekrijs
van meeuwen bezitten.

haar roep rolde, haar romp tolde
een man zag zij, rotsvast geklonken
aan kalkrots in brandingstijd

liefde najagen is golven met storm

5.
drinkend uit dagdromen
vergenoegen haar zomerse heupen mij
als visuele klanken

aan de rand van het oceaanwoud
kleurt waterlijngeritsel
het diepgroen zandgras wit

haar afwezigheid
wordt vertederd met lust
tot mopperen

6.
waar vuur fluistert
waar gezangen de deur uitstromen
daar luisteren onze gedaanten

naar het brouwende licht
in de herkauwende mist.
's nachts klinkt stilte voller

7.
een hotelbar op middaguur :
op de roestlederen kruksteun
rust haar voet;

met half verzopen vingers
leidt de dame fortissimo
mijn pupillen glijden over ongelakte nagels

naar schoudertoppen
en uitstulpende tepels
onder een kreukblauw hemd

mijn wreef wrijft lichtjes haar scheenbeen:
gezoen op de tippen van lippen
later glijden mijn handen langs dampende heupen

& kleven onze lijven

8.
wat groeide was toenadering
tot de witte bergbruid
lippen zochten de geur van ijdelheid -

met wijze blik werd haar omtrek betast
hoeveel naaktheid diende ontbloot?
volstond : een halve flas rhum, of

het slaan van ritme
op een met ornamenten versierde trommel
dans dan, saxyfrana cotyledon tot extase

waardoor de geest het lichaam verlaten kan

9.
haar stem: een viadukt
tussen twee niemandslanden
losjes speelden mijn vingers Bach

in de bosjes rond haar tepel
& in de baren van haar gerijpt voelen
ontraadselde ik haar lichaam: huis van bloed

in haar vocht,
in haar warme holte
voedde ik mijn gedachten

stootte ik -
eens het vlees gekleefd
draagt de spin geen masker



roosmystiek

beschenen door haar schaduw,
geschaduwd tot in zijn mijter
midden het verrezen oker van gedroogd koren

smoort hij de brand in haar naakte schreeuw.
vademdiep geborgen ontvlamt een refrein
aan hun hartsadem: lichaam één in zang en pezen

als wortel en tak groeien de stoeienden;
baden hun bronzen voeten in hete koelte
en verbergen hun hijgen in een zwijgende omarming

zij voeden hun ontblootte verlangens

 

Print this page Back Next