You are here:  >>> Kortverhalen 

De Wereldverbeteraars

**************************************
DE WERELDVERBETERAARS
***************************************

“Het moment waarop de spanning tussen het eigenbelang en het algemeen belang, tussen vrijheid en gelijkheid, tussen eigenzinnigheid en redelijkheid, tussen het persoonlijke en het politieke, tussen individueel geluk en naastenliefde, kortom tussen wat privé is en wat openbaar - het moment waarop deze spanning is opgeheven, is de westerse cultuur morsdood. “Anil Ramdas
Dino, het hondskalf, rook onraad. Achter een haag rhododendrons ritselden twee schaduwen in het prille maanlicht.
Dino gromde.
De vrouw, die voorop liep, hield halt. Onder haar zwarte cape haalde ze een plastiek zakje tevoorschijn en reikte het de man toe. Deze haalde er een in alumniumfolie verpakte klomp uit, verwijderde peuterend de verpakking met zijn in een geribbelde handschoen gestoken vingers, en liet vervolgens niet zonder tevredenheid de homp licht gebakken gehakt als een giftige steen in zijn handpalm op en neer gaan.
De vrouw rook aan het vlees.
"Eerste kwaliteit" fluisterde de man haar toe.
"Eerste kwaliteit vlees..?" wilde de vrouw weten.
"Nee, slaappoeder vermengd met arsenicum" klonk het droog.
"Arme Dino" zuchtte de vrouw niet zonder medelij.
"Wie eieren wil eten moet de schaal breken. Helaas." Antwoordde hij. Ze knikte begrijpend.
Met een trefzeker gebaar vetrok de hapklare brok en na een sierlijke bocht over de rhododendrons belandde het voedsel tussen de poten van de dessertgeile waakhond.
Dino begon aan zijn laatste avondmaal.

En kwartier later gleed het tweetal door de duisternis tot vlakbij een aangebouwd paviljoen. De vrouw ging voorop en opende een schuifraam. Verse chloorgeur deinde traag op de zware avondlucht en prikkelde de neusgaten van de man.
"Pepito..." De vrouw riep hem. Geruisloos en met de lenigheid van een danser passeerde de halfbloed haar. Hij knipoogde.

***
Het gestel van Burt voldeed gretig aan wat men kon verwachten van een sportieve kale midzestiger, die zijn vrije uren vult met het op peil houden van zijn lichaamsconditie.

Een grijns bekleedde zijn lange, smalle gelaat, terwijl zijn fijne vingertoppen langs de ingedeukte slapen, over zijn zachte schedel, naar het opgehoopte, in golven neerrimpelende nekvel tastten.

Niet Le Daunoit, de punctuele hertog, maar hij -Burt de butler- was nu meester over de ruime vertrekken in de riante villa van de adellijke vroegslaper.

Burt trok zijn okersponzen badjas aan en bewoog blootsvoets door een verwarmde gang naar het aangebouwde paviljoen.
Plots stond hij stil.

***

De aansteker die Hélène overhandigd had, bleek bijna leeg. Erg veel licht had Pepito dus niet om het stopcontact te zoeken.
Uiteindelijk gevonden, ontrolde hij het meegebrachte electrische snoer. Hélène bleef in de buurt van het stopcontact gehurkt in de duisternis wachten. Ze zag Pepito's gelaat amper opgelicht, terwijl hij zich van haar verwijderde, het snoer afrollend tot aan de rand van de zwemkom.
Geluidloos nam hij een baksteen uit zijn binnenzak, en bond het witte, aan het uiteinde ontblootte snoer, eromheen. Met de laatste resten brandstof in de aansteker belichtte Pepito het wateroppervlak en liet de baksteen doorheen de zilver-glinsterende stroming de diepte in zakken, tot hij met een droge plof op de bodem tot stilstand kwam.
Het kabbelende water leek Pepito als gebabbel.
Hélène kon enkel een zacht geklots waarnemen.
Terug bij Hélène, stak Pepito het andere eind van het snoer, voorzien van een stekker, in het stopcontact.
Hun twee lichamen verlieten de weldra door de maansikkel verlichte poel, en manouvreerden behoedzaam tussen de aangeplante yucca's.
De uitvoering van de aanslag op bankier Le Daunoit leek hen vlekkeloos verlopen.

***

Burt meende zich vergist te hebben. De lichtflits in de zwemhall moest een zinsbegoocheling zijn. Een fata morgana. Immers, moest iemand langs de zuidkant het huis zijn binnengedrongen, dan had Dino het onraad wel geroken.
Burt snoof de haast tropische vochtigheid: een gaaf mengsel van groen, grond en oxygène.
Hij ontdeed zich van zijn kamerjas, knoopte de touwtjes van zijn donkere zwembroek op de tast, en begaf zich naar de rand van het in zwartheid gehulde bassin.
De sterker wordende chloorgeur was zijn gids.
Met de grote teen van zijn rechtervoet krulde zijn hele lichaam omheen de kille boordstenen.
Alleen, dacht hij. Helemaal alleen.
Hij hief de armen, veerde in zijn kuiten en stoottte af. Even zweefde zijn lichaam boven een egale vlakte.
Geladen brak zijn massa doorheen het gespannen wateroppervlak. Als een net omklemde de sidderende stroming hem; het laatste leven uit zijn ziel vretend.

***

De maan was reeds onder toen de postbode het lijk van de vergiftigde Dino vond. Huize Le Daunoit werd voer voor de pers.

***Pepito had in stilte afscheid genomen van Hélène. Ze hadden mekaar intens omhelsd en de korte glimlach op hun lippen, vertelde meer dan een speech zou kunnen bevatten.

Die nacht had hij merkwaardig goed geslapen.
Hij wist dat hij zijn geliefde een poos niet meer zou zien. Dat was het offer dat ze beiden moesten brengen.
Uit naam van een ideologie .

Pepito luisterde naar het ochtendnieuws op de radio.
'Media-baas Le Daunoit ontsnapt aan een moordaanslag'. De nieuwslezer las het enige hoofdbericht emotieloos voor.
Pepito voelde zich schuldig aan de verkoolde resten van die stille, zachtaardige butler. Hij wist dat Hélène zou zitten huilen. Ze had hem meermaals gezegd dat ze dezelfde souplesse in het leven had willen bezitten als die rijzige ouderling, die als een onvoorziene remplacant door hen ter dood gebracht werd...
Dat 'ter dood' was er te veel aan geweest. De omwenteling had zijn prijs, maar dit offer was nodeloos. Pepito troostte zich nog even met de gedachte dat butlers er meestal aartsconservatieve neigingen op na hielden, maar hij wist dat dit geen soelaas zou brengen.
Hij belde Hélène, met alle risico's vandien, op. Ze nam niet af.

Pepito brandde de dag leeg. Er bleef hem enkel dwalen en scotch. Het regime had nog negen jaar voor de boeg, alvorens het vanzelf zou instorten onder haar eigen ondraaglijke morele beginsels. Dat was wat Pepito zich althans voorspiegelde. De opdracht die De Beweging hem en Hélène gegeven had, diende dat hele proces enkel te bespoedigen.

Pepito stelde zich geen vragen rond het toch wel mystieke karakter van hun analyse. Dat een economische crises noopt tot hervormingen, leek hem evident. Dat er een relance-politiek gevoerd zou worden waar de beterbedeelden nog beter van zouden worden en dat er meer uniformen op straat zouden komen om zo de vakbondsmacht te breken , en niet om de stijgende criminaliteit tegen te gaan, dat kon je zo aflezen. En dat dit alles tenkoste van de tolerantie en de vrijheid zou gaan... dat was de sleutel tot een uiteindelijke maatschappelijke omwenteling. Hoe strakker de cocon rond de rups gespannen werd, des te heftiger zou de vlinder wegfladderen.



***
Hélène kende wrok en wroeging. Haar wrok gold Le Daunoit die ze aansprakelijk stelde voor hun vergissing. De butler was weliswaar even autoritair en reactionair als zijn heer, maar niet verantwoordelijk voor zijn gedachten. De Hertog was dat des te meer!
De mislukte aanslag omknelde Hélène. Ze voelde zich een slang die vocht tegen een panter. Ze wist dat er geen winnaars waren in de jungle van dit onbarmhartig bestaan.
Lang zou het niet duren vooraleer Pepito en zij het bezoek zouden krijgen van het gerecht. Ze besloot dat sereniteit haar beste verdedigingswapen zou zijn.
Ze zette zich in lotushouding en mediteerde...

***
Pepito stond op een harde schijf onder de file der politiek gekken. Hij werd daarom vroeg uit zijn bed gelicht. Ja, de vogel bleek nog niet gevlogen.
Onderzoeksrechter Damau had gevoeld, toen hij de armieterige studio van Pepito betrad, dat hij prijs had. Hij had het altijd al geweten: jaloersheid en afgunst waren uiteindelijk ook de drijfveren voor politieke moorden.

Ik ben als een vrouw: breekbaar en lief; en de stemmen die ik hoor dragen het vuil onder mijn nagels. Ik zit in een net, als een gevangen vis; als een harnas waarin ik door relaties ingestopt ben... Ik zou op zoek willen gaan naar het diep in mij geborgen mysterie.

Damau had zijn rechterwijsvinger tegen zijn duim geklemd; hem opgespand en met kracht op de bovenrand van het papier laten neerkomen. De woorden die Pepito op het blad had geschreven, bogen onder de tikkende inval. 'Jammer', dacht Damau, 'dat de auteur van dit voor hem te intellectueel geschreven proza, niet even buigzaam onder zijn vragen te plooien viel.' Want een idealist geeft zich niet zomaar gewonnen.
Pepito ontkende alles en wenste zijn advocaat te zien. Damau haalde de schouders op. Een prodeo, zeker? 'Bourgeoisneuker' vloekte Pepito. Waarop Damau onbedaarlijk begon te lachen.
'Die kerel is voer voor de psycholoog. Meenemen al die notities. Het zijn mogelijke bewijzen...'
Waarna hij in zichzelf dacht: 'Zonde dat zo'n talent zich met zulke zaken bezighoudt...'
***

Helène zat op de stoep, zoals een hond braaf zijn baas opwacht. Ik had haar één enkele keer ontmoet, toen ze met Pepito voor de vitrine van een alternatieve boekenwinkel stond. In die tijd betekende alternatief nog ideologisch anders. Enkele jaren later kreeg het een etherische betekenis en werden de manifesten en andere traktaten naar de achterste rekken verbannen, om uiteindelijk uit de rekken gehaald te worden.
Hélène leek me met haar ingevallen wangen en haar feeërieke uitstraling hoegenaamd niet in staat om ook maar één iemand brutaal terecht te wijzen, laat staan een aanslag te plegen.
Pepito had me verteld dat ze nooit emotioneel uiting gaf van haar boosheid. Zelden had hij iemand ontmoet met zulke vastberadenheid.

Toen ze me zag, stond ze recht.
'Ik moet je spreken...'
Ik knikte. Eigenlijk was ik verveeld, want ik wist dat het nieuws dat ik haar te vertellen had, haar mistroostig zou maken. Tegelijk was ik boos. Haar bezoek aan mijn huis was voor mij niet zonder risico's. Ik wou niet in haar bijzijn gezien worden.
Ze weigerde te gaan zitten. Misschien vond ze mijn fauteuil te duur. Of verfoeide ze het parket. Ik kon enkel fanatisme of afgunst als een reden zien voor haar afstandelijk gedrag, ofschoon ik wist dat ze de wanhoop nabij was. Vreemd dat ik haar met de nodige argwaan observeerde. Normaal voelde ik nooit de noodzaak op mijn hoede te zijn wanneer een radeloos iemand om mijn diensten kwam vragen...

Ik vertelde haar beknopt wat Pepito te wachten stond: een lange incubatieperiode in eenzame opsluiting, dan een slepend showproces en uiteindelijk: het vonnis.
Ze luisterde afwezig. Toen ik mijn informatietaak als advocaat beëindigd had, veranderde ze van houding. Het leek me alsof ze slechts in schijn aanwezig was geweest en alsof ze mij had laten praten omdat één of ander protocol dat nu eenmaal vereiste.
Haar ogen vernauwden tot een laserstraal en in één ademstoot kwam de enige vraag die haar relevant leek, over haar lippen.
'Kunnen we niets doen om hem vrij te krijgen?'

Ik minachtte die vraag. Net zoals de verdedigers van een onrechtvaardig systeem bevochten dienen te worden, en dus hun terreur verdienen, zo bekomt elke strijder wat hij diep in zich wenst: martelaarschap. Waarom dan Pepito bevrijden, net nu hij het summum van zijn verlangens bereikt had.

'De toekomst zal uitwijzen wat er met hem zal gebeuren'. Een stommer antwoord kon ik niet verzinnen. Maar ik bleef glimlachen.

'Jullie zijn allemaal dezelfde klootzakken. Ik zal hem wel alleen wreken.' Ze siste de woorden langzaam en met een ijzige bedaardheid die me deed kokhalzen.

Je doet maar, dacht ik, maar ik zei niets. Ik kende Pepito uit -althans voor mij- andere tijden. Ik onderhield met hem een losse relatie, omwille van de realiteit van deze figuur. Hij vervulde zowat de rol van correspondent, die één of twee keer per jaar verslag kwam uitbrengen van hetgeen er leefde bij een bepaald soort mensen. Pepito was voor mij een instrument om de gevoeligheid van het radicaal geëngageerde volkje te meten. Op die manier was het voor me mogelijk de kaarten van het huidige maatschappelijke bestel met eenzelfde dédain als een tarotspel, een spel dat ik altijd al graag gespeeld heb, te overzien. Als de uitkomst me niet beviel, wimpelde ik de consequenties ervan weg.

Toen ik nog op zijn golflengte zat, trok ik me het lot van anderen aan. Tot op de dag dat ik het me volstond een beeld te schetsen, een analyse te maken van een samenleving, zonder ook zelf te beginnen ploeteren om dat beeld te wijzigen, laat staan te vervolmaken. Wat me van toen af bezighield, was het gezalfde innerlijk. Meer bestond er immers niet. Meer hoefde ook niet. Niemand kan iemand anders vrijmaken.
Ik gniffelde terwijl ik Hélène aankeek. Wat is de planeet toch overbevolkt met strijdlustige wereldverbeteraars die allemaal het gelijk aan hun kant denken te hebben.
Als ik onrecht aantoon, betekent dat niet dat er een schuldige als oorzaak gevonden moest worden. Ook de misdeelde is schuldig!

Hélène begon me haar plan te ontvouwen. Klaarblijkelijk hoopte ze me mee op sleeptouw te kunnen nemen. De pienterheid ervan kon me wel boeien. Het doel vond ik echter dégoutant.
Ik wenste haar goodluck en bedacht dat de essentie van het democratisch samenleven lag in de aanvaarding van het initiatief van de andere. Als die in iets wenst te investeren, en er eventueel de vruchten van kan plukken... laat hem. Als iemand anders het tegendeel wil: geef hem ook de mogelijkheid.

En daar ontstaat de door mij geprezen attitude van genereus te zijn. Een vorm van ootmoedigheid omdat het de rijkdom van het menszijn vergroot. Democratie is niet langer een spel van meerderheid versus minderheid, maar een samenleving waarbij meerderheid én minderheid zich kunnen verwezenlijken. Akkoord, dit is niet altijd makkelijk, maar het systeem dat Pepito en Hélène voorstonden was gestoeld op de oude logica van meerderheden die minderheden de les spellen, en ik verkies liever de moeilijkere weg dan de het diktaat van de eenvoud.
Ben ik dan toch niet enkel egocentrisch?

Hélène vertrok. Haar aanwezigheid had me uit een gemoedsrust gehaald. Ik had kennis gemaakt met de antipode van mezelf. Niet haar waanzinnige plannen baarden me zorgen; wel grifte dit bezoek zich als een teken in mijn persoon. Ik vond het eng mijn levensweg gekruist te weten door zoveel edelmoedigheid, ook al was ze dan naïef.

***
Hoe mijn rol in dit alles begonnen was? Aan een ovalen tafeltje met Pepito tegenover me. Hij had zijn woorden gewikt en sprak over verraad. De kracht waarmee hij articuleerde, verried een vuur dat levendig in hem danste. Hij was belust op strijd en zou geen wroeging kennen. Terwijl hij sprak, bekeek ik elke centimeter van zijn mokkakleurig gelaat. Hij had een geschubde, haast dierlijke huid, die dagelijks tweemaal met lotion gereinigd werd. Intense aandacht besteedde hij aan rimpels, die kwamen en bleven. Terwijl hij sprak vormde zich onder zijn mond een oase van zweet. Die glans gaf zijn denken nog meer vastberadenheid.

Ik had mijn zonnebril opgehouden. Ik wou niet dat hij mijn netvlies zou aftasten.
'Le Daunoit, hoofd van Télé-Europe; vice-president of the GBank. A big man...' had hij gezegd.
Er bleken indicaties te zijn dat de wereld er beter op zou worden moest deze man niet langer de financiën beheren van een Europees consortium.

'Is dat een reden om iemand kwaad te doen?' vroeg ik.
Pepito wist dat ik hem dat naar het hoofd zou slingeren.
'Voor ons wel...'
'En voor jou?'
Hij knipperde met zijn oogleden. Hij begreep dat ik hem uit de collectieve roes van zijn "Beweging" trok. Hij diende weliswaar een nobel doel. Zijn analyses waren waterdicht. Geen speld kon je ertussen krijgen... zo beklemmend strak werden zijn hersenen omspand door zijn engagement. De stemmen die hem toeriepen iets te doen, raasden radeloos door de buizen van zijn weten. Hun getier tintelde onophoudelijk en ze hadden weldra hun eindpunt bereikt, zoals het vuur van een aangestoken lont ook arriveert.

'Jij hebt geen enkele behoefte om je te verzetten, tegen wat dan ook...' ging hij in de tegenaanval.
Ik glimlachte. 'Misschien ben ik wel een rebel zonder doel.'
'Onzin! Je levert geen strijd, dus ben je geen rebel.'
'Wie is er eigenlijk op de hoogte van jouw strijd? Met hoevelen zijn jullie? Met vijven?'
'En dan?'
'Tja...'
Hij stond recht.
'Jij verdedigt enkel je eigen zaak. Ik verdedig al wie zichzelf niet verdedigen kan.'
'Als advocaat hou ik me ook bezig met de zaken van anderen' repliceerde ik.
'Als ze je betalen...'
'Niet iedereen heeft de luxe gratis revolutionair te kunnen zijn...'
Hij zocht naar een gepast wederwoord. De angst te beginnen twijfelen aan de eigen inzet, maakte hem driest. Niets is zo rampzalig, als bij het verlies van idealen te moeten toegeven dat jaren voorbij gingen en hopen energie werden verbruikt... om niets.

'Probeer het eens op mijn manier... !'
Hij smeet wat muntstukken op de tafel en stapte weg.
Het was natuurlijk een mogelijkheid: overdag gratis mijn diensten als raadsman aanbieden, en 's avonds of 's nachts ploegarbeider spelen. En inn het weekend de revolutie prediken.
Ik bestelde nog een koffie en besloot mij te laten gaan in de deprimerende aura dat deze revolutionair omringde. Laat dat dan mijn bijdrage aan zijn strijd zijn geweest: me laten beïnvloeden door zijn sfeer. Een oprechtere solidariteit was mijns inziens niet denkbaar... noch wensbaar.

***
Onder de zomerse stralen van Sint-Hubertus blonk het schelle hoornblazen waarmee de jacht werd ingezet.
Hertog Le Daunoit vergastte zijn naaste familie en vrienden op een maaltijd in zijn bossen nabij Ciergnon. Een lunch, voorafgegaan door een ridicuul tafereel waarbij het hoofdgerecht opgejaagd, geviseerd en uiteindelijk neergelegd diende te worden. Jagen was een sport geworden die vergeleken kon worden met het beklimmen van de Mont Blanc...in een stoeltjeslift.

Ook baron Goedgebuur bevond zich die ochtend in de optrekkende mist. Hij droeg een dubbelloops over de rechterschouder en overwoog de groep van Le Daunoit te verlaten om alleen zijn geluk te beproeven, toen plots het hele jachtgezelschap halt hield in de aders van de ontluikende witte zon. Stralende bundels licht vielen als autonome schijnwerpers tussen de rijzige sparrestammen en braken hun gloed op de rosse grond. Dauw verdampte en spiraalsgewijs opdwarrelend stof vormde een oranje neveljapon.
Het gezelschap wist zich geborgen in dit bosamnion. Niemand sprak een woord.

Hélène bekeek haar glimmende rijlaarzen. Dan klopte ze de zwarte hengst op de flank en keek vanuit haar verheven zit naar de zaadvarens, zegelbomen en reuzenpaardestaarten. In de verte hoorde ze de honden blaffen.
Als een amazone, gedreven door de wereld die ze zelf bewust geschapen had, verhieven paard en ruiter zich in een harmonisch zwart.

Le Daunoit zag hen naderen doorheen de filigraanstralen.
De Adem van het woud, bedacht de grijzende vijftiger. Wat een atletische verschijning. De aanstormende Hélène deed hem denken aan zijn jaren als jongeling. Hij proefde nog de sensatie van het schichtig flitsen langs ranke stammen; het doffe geplof van de hoeven en de ritmische deiningen in kuit en dij.

Op het toppunt van haar snelheid, zwenkte Hélène, volgde het stroompje opwaarts en zocht van onder haar cape haar trofee uit temidden de mensenkudde. Ze koos de rijkste en de machtigste.

Een onrustig gevoel bekroop Le Daunoit. De zwarte verschijning in zijn bossen was niet aangekondigd. Zijn edele natuur kon niet klaar kijken. Hij spande zijn spieren.

Geen geaarzel, pompte de aanvalster zich in. Geen blijk geven van enige verrassing of vertwijfeling: het doelwit naderde.

Dan liep Goedgebuur naar Le Daunoit toe.

Op enkele passen afstand halt houdend, liet Hélène de teugels vieren. Ze glimlachte en maakte een uitnodigend gebaar.

Goedegebuur wou weten of de ruiter een bekende was.

De Amazone stond frontaal tegenover Le Daunoit. De hengst trippelde rond de edelman. Deze opende de lippen en groette.
Dan hief Hélène haar arm en blonk er een arabische dolk.
Le Daunoit versteef. Het lemmet daalde. En drong in de schedel... van Goedgebuur. De dwaas was tussen de voorpoten van de steigerende hengst gesprongen, en ving zo de stoot op.
Een perplexe Le Daunoit zag voor zijn voeten twee lichamen vallen: een reutelende Goedgebuur en zijn eigenste dienstmeid, die door het aan een manège ontvreemde paard afgeworpen was.

Een goede vangst?

***
Ik werd opgeroepen door het Hoger Hof me te verantwoorden voor mijn ethiek geen verantwoordelijkheid te hebben opgenomen voor het gedrag van Hélène, nadat deze mijn woonst had verlaten, en ik- naar haar zeggen- op de hoogte was geweest van haar plannen.
Grotesk was deze aantijging. En naar dat beeld handelde ik dan ook, in de raadszaal.

'En U liet haar bij u vertrekken, zonder dat u probeerde haar plannen uit haar hoofd te praten; noch de heer Le Daunoit op de hoogte te stellen...'
'Vrijheid, edelachtbare, is afhankelijk van wat men belangrijk vindt en waarvoor men verantwoordelijkheden wil opnemen. Zo is het mijn vrijheid Helène's handelen onbelangrijk te vinden. Omdat ook het bestaan van haar slachtoffer voor mij van geen belang is.'
'Nochtans is hertog Le Daunoit één van uw beste klanten...'
'Zeker, maar ik neem geen verantwoordelijk jegens hem. Noch jegens Hélène.'
'Houdt uw houding een oordeel in?'
'Misschien kan u mijn gedrag als een misprijzen omschrijven, en dit voor beide partijen.'
'Wie bent u om zich dat recht toe te eigenen? En waarom zou zulke houding u ontlasten van de plicht een mogelijke aanslag te melden aan het gerecht? Of aan de betrokkene.'
'Als beiden zowel beul en slachtoffer zijn, als hun rollen omwisselbaar zijn en als ze beiden voor zichzelf rechtvaardiging vinden voor hun daden... waarom zou ik dan partij kiezen?'

Mijn arrogantie zou ik kunnen bekopen met een schorsing. Vooral omdat ik de randen van het collectieve geweten aftastte. Mijn cynisme hield immers steek: het was mijn vrijheid me te onttrekken aan eender welk mededogen of medeleven met anderen. Niets of niemand kon mijn betoog op rationele wijze ombuigen. De uiterste consequentie van een doorgetrokken, maar effectief bestaande levensvisie is scherper dan welke gewoonte of gedragsregel ook. Mijn houding was ethisch aanvechtbaar. Maar elke verwerping van mijn gedrag, betekende meteen een aanslag op mijn vrijheid. Onderhuids sluimerde het beeld van de burger die aanspraak maakt op een eigen territorium; een eigen autonomie, als bumper tegen de paradoxale opdringerigheid van een collectiviteit. Als ik het gedrag van anderen irrelevant vind, waarom zou ik me er dan ook mee moeten bemoeien? Een spektakel in een theaterzaal mag toch ook niet door een toeschouwer onderbroken worden... En wat anders dan een showtoneel kan men het spel Pepito/Hélène/Le Daunoit noemen?



***

Hoe ik hem had willen verdedigen, mocht ik niet zelf medebeklaagde zijn geworden?

"Thuis luistert Pepito elke avond naar Schuberts vijftiende strijkkwartet. Zo kan hij zijn wereld vergeten. Een wereld die ruikt naar zweet en as; okselgeur vermengd met zwarte cokes. Ja, edelachtbare, zwarte, en geen witte coke.
Het is een bestaan waarin niets te ontwerpen valt. Om 6u03 worden de motoren in gang gezet, en de mensen rondom komen tegelijk in beweging. Mannen, gespierde binken, die zich loodzwaar voortbewegen en moedig aan een transportband gaan staan. Ze scheppen steenkool in de metalen bedding van een wiebelende band, terwijl ze ademhalen doorheen een filterend membraandun masker, en achteloos wachten tot het stof optrekt en ze een volgend bergje zwart goud mogen opscheppen- en dit tot schafttijd toe.
Nadien douchen ze de kleverige zwarte korrels van hun erotisch aandoend verdonkerde lichaam, en trekken ze huiswaarts.

Samen met Hélène, en enkele anderen, koos hij een richting in deze wereld... en verdwaalde. Ze kwamen maar traag vooruit. Ze hadden het gevoel dat rijke handen hen telkens weer neerdrukten. Een gevoel, ja... maar daarom niet minder reëel. "

Toen ik met hem naar de uitvoering van Schuberts vijftiende, door het Quartetto Italiano, ging luisteren, werd het voor me duidelijk dat zijn levensweg doodliep. Geen van zijn wensen kon verwezenlijkt worden. Hij wilde wegtrekken, maar had geen geld. Hij wou zich profileren, maar had geen connecties. Hij wou musiceren, maar had geen opleiding genoten. Eigenlijk was hij méér dandy dan wie ook. Hij had het steeds over de creatieveling die zich -na de Franse Revolutie, en het verdwijnen van de adel- diende te integreren in de burgerlijke maatschappij. Geen mecenaat meer, maar gezwoeg om aan de nodige centjes te komen. Wie musiceert, moet succes hebben. Want als een carrière mislukt, rest er de ploegenarbeid.

"Of ik daarmee wil zeggen, edelachtbare, dat Pepito een man van extremen is? Natuurlijk. Zijn verbittering komt voort uit het niet-kunnen-aanvaarden van de positie waarin hij terecht was gekomen. Of dat dan egoïsme is? O, u bedoelt of hij als motivatie van zijn engagement enkel eigen drijfveren had? Nee, de situatie van zijn vriendin Hélène was zeker ook belangrijk.

Ja, zij werkte deeltijds bij hertog Le Daunoit. Een toeval? Weet ik niet, maar in ieder geval wel een element dat zijn verbittering heeft doen toenemen. Immers, edelachtbare, beeldt u zich in: het mondaine leven van een succesvol edelman, in contrast met Hélène's positie als kuisvrouw. En haar vernedering, door steeds maar: ja Mijnheer de Hertog, zeker Mevrouw de Hertogin, te moeten zeggen. Het is toch normaal dat afgunst groeit wanneer men in andermans keuken mag gluren, en zelf niets lekkers te eten krijgt.

Ja, dat is natuurlijk wel eenvoudig als verklaring. Meer zelfs: er zit een paradox in verscholen, want Pepito, de ontluikende creatieveling die in zijn bolster is blijven steken, kijkt nostalgisch op naar de tijd dat lieden zoals hij in dienst konden komen van edellieden, en zich zo konden verwezenlijken. En notabene Pepito wil één van de weinige nog levende edelen uit de weg ruimen.

Het zou sarcastisch zijn ook daar een verantwoording voor te vinden, al zal ze wel bestaan.
Ik weet het, edelachtbare, het plegen van een aanslag is nu eenmaal niet te aanvaarden. Maar dat neemt niet weg dat Pepito vanuit zijn situatie, de strijdbijl opnam en een engagement verspreidde dat altruïstisch was. Misschien kan dit een verzoenende omstandigheid genoemd worden.."

Tot slot van mijn pleidooi zou ik een fragment van een tekst van zijn hand hebben voorgedragen..

Mier tussen de mieren. En toch anders.
Dar tussen de darren. En toch niet afwachtend
tot het systeem me afslachten zal.
En dus speel ik mijn eigen spel...

 

Print this page Back Next