You are here:  >>> Kortverhalen 

De Leugen

****************
DE LEUGEN
****************

Hoe kon ik weten dat je gedaante zich verwijderd had; die nacht toen je lichaam doodbloedde op de koude dalstenen...

Dichter dan een leugen is de waarheid niet benaderbaar. Niet dat we daarom opzettellijk bedrog moeten gaan plegen, maar leugens zijn de enig aanvaardbare waarheden. Slechts dankzij de troostende leugen wordt de werkelijkheid draaglijk.

Jouw dood, Danielle, heeft behoefte aan een leugen.

Het mes waarmee je buik opengereten werd; de arm die het lemmet naar boven dreef tot in je hart; het gelaat dat ziekelijk genoot van deze perverse daad: geen van allen: mes, arm of gelaat werden teruggevonden. Alleen jij weet of je de dader kende.

Wat waren de gedachten die toen door je hoofd gingen? Eerst was er natuurlijk de pijn; en de vraag naar het waarom. Maar door je luciditeit en je berustend vertrouwen moet je al snel in een roes zijn geraakt; een roes van beelden. Beelden van mensen, van landschappen, van geuren... Waarheen ging je zoal met je geest?

Zat je in de Thaise bergen, tussen de Akha? Hoorde je het geklak van een tong waarmee een zwart zwijn je bloed oplikte? Mengden de kreten van spelende kinderen zich met het zuigende geploeter van naakte voeten in de modder? Neen, je lag niet langer op het koude voetpad in een westerse stad. De huizenrij was een longhause, en de wagen die voorbijreed een kar, getrokken door buffels.

Misschien probeerde je je blik te richten naar het bloed dat uit je buik stroomde en langzaam tussen de voegen van het voetpad verder vloeide... Hetzelfde bloed dat je verwant maakte met het Akhagezin van Api en zijn vrouw, en hun kind dat je wenste te adopteren. Je had jezelf deelgenoot gemaakt van die verloren volksstam in een papaverrijke cultuur. Daar lag een reden van je bestaan; oscillerend tussen twee beschavingen. In die beelden moet je de rust gevonden hebben om je laatste minuten gelaten te leven.

En dan vertrok je, starend naar het diepe zwart van de hemel.
Daarmee sloeg jij een wonde die zichtbaar zal blijven. Zichtbaar als de lava die rondom de vulkaan een eiland vormt. En zich daarmee voorgoed grift in de atlas van ons bestaan.
Alsof het anders had gekund...

Misschien was het beter geweest, moest ik je gedood hebben. Dan had je heengaan aanvaardbaarder geweest. Misschien...

Toen je gedaante afstand nam van het lichaam dat stervende was; dat moment, bracht je voorbij alle angsten. En voorbij de pijn.

Was je erbij toen je assen uitgestrooid werden? Zag je hoe sommige stofdeeltjes opdwarrelden alsof ze je probeerden te groeten?
Als losse letters werd je lichaam uitgezaaid over de strooiweide. Misschien hadden wij, die talrijk aanwezig waren, elk stofje moeten oprapen en ze moeten samenvoegen tot een roman; zo je dood voor altijd aan de tijd onttrekkend.
Natuurlijk zouden we elk onze eigen roman hebben geschreven; puzzelend met de ontelbare letters die als kalligrafische tekens opnieuw betekenis aan je kunnen geven. Een betekenis die van onze kant -wees daarvan overtuigd- eerder een bekentenis zou zijn. Geen schuldbekentenis, maar een dank voor de onzichtbare draden waarmee je fluisterend onze gedachten voedsel gaf.

Ach, je zou jezelf slechts fragmentarisch in die romans terugvinden. Waarschijnlijk geef je meer om de witte pagina's die elk van ons genoodzaakt zou openlaten. Die blanco ruimtes waarmee we uitdrukking zouden geven aan onze onmacht het verhaal tussen jou en elk van ons in zijn totaalheid weer te geven. Die maagdelijke vellen zouden je net genoeg ruimte laten jezelf te zijn; ver weg van elk van ons. Want waarom zou je moeten voldoen aan het beeld dat wij van je hebben? Is het al niet erg genoeg dat ook deze woorden neergeschreven werden met jouw asse...

Tussen de blanco vellen door, zou ik het kunnen hebben over de tijd die bij het betreden van je woonst, leek te bevriezen. Temidden de drukte van een stad, was je thuis een hof voor bezinning. Laat ik het maar zeggen: je was een hedendaags Begijntje. Hoe je in kleermakerszit op de grond zat te lezen of te schrijven... Er was geen stoel in je flat te bekennen. De sofa gebruikte je zelf ook niet; die was gereserveerd voor onaangepaste bezoekers die niet lang in kleermakerszit op de grond konden vertoeven. Een bezoekje was zoiets als een eredienst, waarbij jij de dienst voor ging en ik luisterde. Soms kookten we samen, en had je -vegetariër als je was- speciaal wat vis voor me gekocht. Je proefde een stukje mee; uit beleefdheid? Of was het nieuwsgierigheid naar de smaak?

We namen prenten door van 's Lands Glorie. We lachten om de afgebeelde mammoets die ons, toen we kind waren, hoger dan een huis leken.
We wisten wel dat het valse romantiek was; maar die plakboeken hadden onze passie voor geschiedenis gevormd.
Misschien hadden we achteraf boos moeten zijn om deze vervalste geschiedschrijving: de Belgen waren niet de dappersten maar wel de meest onbeschofte der Galliërs; Godfried van Bouillon was een bruut die absoluut geen respect had voor andere culturen en in de Guldensporenslag dankt het Vlaamse gepeupel de overwinning aan de Hollandse en Franse edelen die aan hun zijde meestreden.
Nu weten we dat landen behoefte hebben aan mythen. Het weze de uitgevers van 's Lands Glorie dus vergeven. Hun prenten kaderden in een noodzakelijke leugen voor volwassenen.
En dankzij die albums zaten wij als twee kinderen samen in ons verleden te bladeren... We beseften dat we allebei, als enig kind, een intense jeugd gehad hadden... als boekenworm.
Alles wilden we weten. Alles wilden we kennen. Het gonzen van gedachten; het in stilte tot ons opnemen van teksten.. het was de biotoop waarin we opgroeiden. Een leidraad was er niet; tenzij onze eigen honger naar kennis en inzicht. Daarop dreef ons gemoed. Daarin kenden we euforieën.

Jij kon het je moeilijk inbeelden dat de generaties na ons het jammer vinden dat er geen achtergrondmuziek in het ware leven te horen is. Zodat ze niet weten, zoals in een film, hoe ze zich moeten voelen... Ik weet dat je het zou haten moest er één of andere beat constant als achtergrondmuziek in het leven aanwezig zijn. Kinderen die alleen opgroeien, hebben stilte als achtergrondbeat.

Die drang naar kennis ging wel tenkoste van onze emotionele rijkdom. Wij leefden in een kokon vol wijsheid; afgeschermd van negatieve prikkels.
Toen ik dat opmerkte, heb je geknikt en eraan toegevoegd "Dat ze maar gerust zijn: we hebben die emotionele achterstand ingehaald..."



***

Toen je me die nacht kwam halen, droeg ik je muts. Je was ze tijdens één van je bezoeken vergeten, en ik had ze steeds in de wagen laten liggen. Ik had ze zelfs in mijn jaszak gestopt toen ik een keer was komen aanbellen. Je bleek niet thuis, en ik weigerde de muts in de brievenbus te deponeren. Alsof ik toen kon weten dat ze voor altijd bij mij hoorde.

Ik stond in het park met gesloten ogen rechtop tegen een olm, toen ik voelde hoe iemand mijn hand vastnam. Kwam het door de muts dat ik me net ervoor had zitten afvragen hoe je gelaat er nu zou uitzien? Voor eeuwig rimpelloos; de tand des tijds voorgoed overwonnen...
Of hadden de lijnen van je doodstrijd zich in de palmen van je handen, in de hoeken van je lippen en in de schaduw van je ogen gegrifd?
Was ik aan het dagdromen? Bevond ik me tussen droom en daad in; ontspannen op weg door tijd en ruimte?
Misschien, maar toen ik je aankeek wist ik dat je die laatste pijn had kunnen achterlaten op je lichaam.

'Ik besta niet meer...'
Je woorden leken uit alle richtingen te komen. Ze klonken als een uitgestoken hand en ik antwoordde met een open glimlach. Als een silhouet stond je naast me.
We keken samen in een spiegel van water. De plas aan onze voeten trilde onder de neervallende druppels. De trekken op je gelaat sidderden. Het regende zachtjes.
Het volgende moment legde je je hoofd tegen het groene ijs van een glimmende gletsjerwand. We lachten.

"Ik besta dus niet meer", herhaalde je en je keek me zelfzeker aan.

Plots was je inderdaad verdwenen. Zo had het aangevoeld. Alsof je middenin een zin ophield met vertellen. Bij sommige mensen kan je zelf het vertoog afmaken, maar bij jou was je nooit zeker wat er zou volgen. Dat onvoorspelbare maakte het zo rijk.
Elk gesprek met je kwam sowieso al kleurvol uit de verf. Elke zin verkreeg achteraf nog meer sacrale waarde.
Alleen is elke dialoog die toen af leek, nu onvolledig. Omwille van de zin die jij had kunnen uitspreken als vervolg. Troostend bedacht ik dat in wezen elk gesprek onaf is...
Nu waren je antwoorden gestokt... en de replieken moesten in mijn hoofd verder gezet worden. Elk onderwerp dat we aansneden wachtte op vervolg.
"Wel", leek je me te zeggen: "hier staat het vervolg".

"Nee, je leeft niet meer." Die woorden kropen slechts langzaam uit mijn mond.
"En toch ben ik bij je".
Ik lachte. Jij lachte.
"Ze geloven me niet als ik zeg dat ik je ontmoet heb."
"Ach, laat ze toch. Vroeg of laat kom ik hen ook wel tegen."
Je had een leuke plek ontdekt. Je dacht dat ik het er tof zou vinden. Maar ik zou het eender waar tof vinden, met jou.
Ik was overrompeld. Je deed zo gewoon; zo levendig... Het leek allemaal zo evident.
'Nu ik er zogezegd niet meer ben, klinkt alles wat we ooit tegen mekaar verteld hebben, toch veel helderder?"
Ik beaamde.

Ik zag een meisje huppelend uit de gletsjer komen. Vertedering werd mijn deel.
Het kind sprak je aan met mama. Toen begreep ik dat niets onmogelijk was.

'Hoe denken ze nu over me?
Wat kon ik daarop antwoorden? Dat zonder jou, de ervaringswereld een stukje armer geworden was. Dat denken ze over jou.



*******

We begaven ons naar de söll, het hart van een gletsjer.
Niemand had ons de toestemming gegeven dit heiligdom te betreden. Maar dat maakte het niet minder evident.

De gletsjerwand was groen en glom. Het werd windstil. De vochtige kilte werd draaglijk en hing als een mantel rond onze schouders.

"Om door te dringen tot het hart van de dingen moest je cool zijn. Dat was de trend toen ik afscheid nam." Ze had het meisje bij de hand genomen en met hun tweeën gingen ze me voor, naar het hart van de gletsjer.
Ach, ik weet niet of er echt veel veranderd is. Trends komen en gaan, en wat blijft beklijft daarom nog niet. Integendeel.

"Ze zijn nu bezig om schilderijen in computers te stoppen."
Ik begreep niet waarom ik hierover begon. Was dat nu zo typisch of innoverend?
"Wat heeft dat met gevoelens te maken?". Haar toon was haast berispend.
"Misschien is de tijd van de trends wel gedaan, en zit iedereen die wat vrije tijd heeft, te spelen."
"Op computer? Denk je dat ik dat zou willen proberen".
Ik had bijna gezegd dat ik haar zo'n machine zou kunnen bezorgen, toen ik me realiseerde dat die dingen niet werken in gletsjers.
Verdomd, wat was ik nuchter.
"Mama, zullen we naar de bijen gaan kijken?" vroeg het kind.
Het was dus haar kind. Ze heeft dan toch verkregen waarnaar ze verlangde. Het ontbreken van een man waarmee ze het ouderschap kon delen, had haar aangezet tot een adoptieprocedure. Ze heeft nooit geweten dat het definitieve antwoord negatief was.
"Ik heb me bezig gehouden met Orfeus". Ze keek me aan.
Natuurlijk, Orfeus; de terugkeer uit het dodenrijk; het niet-willen aanvaarden van het heengaan...
"Wat heeft Orfeus met bijen te maken?" Mijn nuchterheid groeide nog.
Ze lachte. "Bijen staan symbool voor regeneratie. Ze worden in één adem genoemd met een bronzen wiel..."
Waarom, dacht ik, maar ik zei het niet. Ik wou eigenlijk alleen nog maar volgen. Bijen, wielen, Orpheus... wat kon het mij schelen. Ik liep in haar spoor en nam haar andere hand vast. Ook ik wou haar kind zijn.
Even keek ze verrast, maar dan trok ze me mee.
Ik lachte betrapt. "Bedoel je dat de cycli in iemands leven parallel lopen met de cycli in een bijenkolonie? Of wil je eerder zeggen dat als je een lepeltje honing aflikt, je tegelijk een druppel onsterfelijkheid tot je neemt?"
Ze schaterde. "Weet je waaraan ik nu denk?"
Nee, dat wist ik niet. Misschien aan de honing die we, op de grond gezeten in haar salon, met een zilveren lepeltje in een Tibetaans kopje lieten glijden?
"Ik moet denken aan die prescriptie die ik je gaf in verband met hooikoorts."
Ja, dat papiertje, dat ik nog steeds in mijn portefeuille bewaar en waarop ze, boven het merk van het produkt, in drukletters had gezet: voor ernstige hooikoorts.
Middagen hadden we doorgebracht in haar oeverwoekerde tuin. Het gras stond 30 cm hoog. De pollen dwarrelden luchtig rond, en wij niesden de dag vol.
"Je denkt aan bijen, en aan stuifmeel, en aan pollen en zo kom je bij hooikoorts..."
Verdomd, ook hier verloopt het denken via schakels. Van het één komt het ander.
"Imkers zijn eigenlijk gynecologen. Behoedzaam sluiten ze de huid van hun hand af met een handschoen, en bedachtzaam penetreren ze de holte die ze enkel mogen aftasten. Ogen en oren zijn hier van geen tel."
We kwamen op dreef, terwijl we één of andere galerij doorwaadden. Het kind luisterde geboeid.
"Dat is niet zonder gevaar" zei ik. "Net zoals een bibberende gynecoloog, kan een weifelende imker een architectonische puinhoop achterlaten."
"Ofschoon ze beiden onderzoeken en aftasten, gaat de imker verder dan de gynecoloog. Hij laat sporen na die onuitwisbaar zijn."

Een liminale ervaring had ze zoiets genoemd in haar doctoraat. Grensoverschrijdend waagt de imker zich tot verstoring van de bestaande orde. Terwijl een gynecoloog geen blijvende verandering teweegbrengt. Hij treedt gereserveerd op en maakt geen misbruik van de hem geboden intimiteit. De imker die de verzamelde honing (het werk van maanden vruchtbare arbeid) wegneemt, treedt op als een gynecoloog die tijdens een controle even de baarmoeder weghaalt. Wat geeft hem dat recht?

"Ja, waarom doet een imker dit? Uit materiële bezitsdrang, misschien?"
"Erg onwaarschijnlijk" zei ze. "Want wie dol is op honing, hoeft toch maar een winkel binnen te stappen." Even keek ik haar verbaasd aan. Dan voelde ik dat we op dezelfde golflengte zaten. Ook hier diende niets meer au serieux genomen te worden.

Ik knielde en betastte de bevroren vloer van de grot waardoor we ons verplaatst hadden. Toen ik mijn vingertopen aan mijn neus bracht, kon ik niet ontkennen een lichte honinggeur te ontwaren. Alsof we de hele tijd op een parket van gestolde nectar liepen...
***

"Dat van die imker is een tautologische gedachte". Ik wist dat ze gelijk had, maar het kon me niet schelen. We vonden het beiden leuk te spotten met het ernstige denken.

Waarom doen imkers het eigenlijk... Uit avontuursdrang? Uit fanatisme? Gedragen zij zich als missionarissen die een onbekend stuk brousse betreden en een drastische verandering teweegbrengen in de levenswijze bij de autochtonen?

"Een soort van verfoeilijke antropologen die het respect voor de bezochte cultuur terzijde schuiven in ruil voor wat dollars."
Een vuistvol dollars...
"Het kan zijn, maar ik heb nog nooit een bij gezien die een schaamlapje draagt. Dus wat dat betreft, laten ze de moraal met rust.”
"Wat is een schaamlapje, mama?"
Danielle zuchtte. "Met schaamlapjes kan je hoogstens je imago oppoetsen. Iets verbergen is toch onmogelijk."

Waarom doen ze het dan, de imkers? Uit liefde voor de koningin? Zeker. Zijn imkers in een symbiose-relatie met de bije-koningin? En als de imker een vrouw is, bestaat er dan zoiets als een lesbische relatie tussen imker en bij? Ongetwijfeld, zullen stouterikken opperen.

Maar er was boeiender.
Het begon te sneeuwen. Vreemd, want er viel geen spoor van een hemel te bespeuren.

Ik had opnieuw haar hand vastgenomen.
Terwijl we ons door enkele nauwe gangen wrongen, dacht ik aan het begin van onze vriendschap. Als een gezamenlijke haat jegens deze wereld waarin het geld en de macht heel wat mensenlevens stukmaakt; zo hadden we mekaar getroffen.
O nee, onze haat was niet ingegeven door afgunst of jaloersheid omdat wij zouden willen bezitten, zoals zij die hebben. Eerder stoelde onze weigering deze maatschappij te aanvaarden op woede en onbegrip omdat anderen blijkbaar niet begrepen dat rijkdom alles te maken heeft met wijsheid, en niet met winst. Misschien waren wij wel de laatste vrijwilligers die zonder eigenbelang brandbommen in mekaar knutselden, affiches overplakten en de ene betoging na de andere organiseerden.
Waren we daarom naïef? Zeer zeker. Maar tegelijk blonken we uit door oprechtheid. En dat is toch eerbaar, niet?

"Je moet niet schrikken" zei ze, terwijl ze iets harder in mijn hand neep. "Maar ik kan je gedachten horen."
Oei; dat was even slikken.
"Fantastisch niet..."ging ze verder.
Ik mopperde dat het wel langs twee kanten had mogen zijn; maar ze ging er niet op in.
"Wat ik zo heerlijk vond aan die periode, was het chaotische. Je wist niet wanneer je ging slapen; en nog minder wat de dag erop zou brengen."
Ja, enige discipline was ons toen wel vreemd. Wat een contrast met onze spirituele periode; enkele jaren later.
"Als het niet uit ons kwam, dan waren we met geen stokken warm te maken." Het involgen van militaire lichamen door zichzelf ondergeschikt op te stellen; zelfs uit overtuiging: die levenshouding was ons vreemd.
"Ik heb altijd autoriteit verfoeid", zei ze met schittering in haar ogen. Een felle gloed die warmte en scherpte uitstraalde. "Alleen al Baader-Meinhof horen praten, en je wist al genoeg."
"Nochtans heb je met hen gesupporterd". Ik vond mezelf stout, maar als zij mijn gedachten kende, waarom zou ik haar dan niet mogen wijzen op contradicties? Noemden we dat vroeger niet: dialectisch redeneren?
"Ach, ik stond aan de zijlijn, zoals voetbalsupporters die fervent hun ploeg toejuichen maar bij een nederlaag even de schouders ophalen en zich snel met iets anders bezighouden. Alsof de wedstrijd hen niet interesseerde..."
"We gedroegen ons als Bakoenin... "
"Afbreken is opbouwen."
"Afbreken is een rite; een initiatie... een noodzakelijk stap om tot iets beters te komen."
Ik vroeg me af of bijen het ook zo filosofisch opnemen als de imker hun opgestapelde nectar komt roven.
"De enige discipline die ik kon aanvaarden; omdat ze daarmee ook getuigde van de essentie en het avontuur dat het leven is, was de zelfdiscipline".
Vandaar misschien dat we samen bouddhist werden; of beter mekaar troffen in deze levenshouding. Niet dat we hiermee verzaakten aan een actief leven. De erediensten zijn de contemplatieve momenten in een bouddhistische levenshouding. Daarnaast is er plaats voor een actief leven. Wie ascetisch wil zijn, moet zich niet onthouden, maar moet juist veel oefenen.



*****

De kleur van je stem was niet veranderd. Deinend op een blauwe luchtstroom kwamen je woorden accentloos en trefzeker tot mij.
Het werd me teveel. De herinnering aan vroeger was te sterk. In mijn hart werd het winter; tekens ik je gelaat bekeek. Geen extra lijnen in het aangezicht; geen sporen van het brutale einde. Gaaf was ook je tred; een vederlicht getippel. Haast ontheven aan de zwaartekracht leidde je me blootvoets door dit nirwana. Onder je purperrode gewaad was je naakt.

Je wandelde altijd aan looptempo. Alsof je een slecht geweten had, zouden Arabieren zeggen. Mij leek het een training; een meditatief ritme, dat je over had gehouden van de wandelingen met je hond. Sommigen moeten gedacht hebben dat je een tram moest halen; of dat een onzichtbaar wezen je vooruittrok.
Hadden ze je kunnen zien in de koelte van de bossen, dan zouden ze hebben begrepen dat je ook kon slenteren. Indachtig voor de omgeving; alsof je niet met jezelf hoefde bezig te zijn.



****

We stonden in een vijfhoekige zaal; het hart van de söll. Het gele licht (waar kwam dat verdomde licht toch vandaan...) gaf reliëf aan de wanden. Alsof achter de dikke laag ijs een andere wereld school. Mijn hand tastte strelend over de wand. Het voelde als bevroren gelatine. Plots zag ik ze; zo'n 6 centimeter diep ingevroren... honderden boeken; nee duizenden. Laag na laag; op en achter mekaar gestapeld. Mijn god, dit was een bevroren bibliotheek!
Ze lachte.
"Het geweten der mensheid". Ik keek haar ongeloofwaardig aan.
"Onvolledig natuurlijk. Hoe kan het ook. Voor flutschrijvers en pseudofilosofen is er geen plaats. Alleen wat de tand des tijds doorstaat, dat ligt hier opgeslagen."
"Goethe?"
"Bijvoorbeeld. En Shakespeare. Maar ook Boccuse."
"Boccuse? Die verwaande wandelende kookmuts..."
"Het zijn niet de persoonlijkheden maar de gedachten die bewaard blijven."
Ik knikte. Dit was dus een soort van archetypisch geheugen.
"Maar hoe kan je dat raadplegen? Hebben ze hier microgolf-ovens?"
"Heb je dat dan nog niet door? Het volstaat geconcentreerd naar een werk te kijken, en de teksten passeren je gedachten."
Met open mond moet ik er onwijs uitgezien hebben.
"Probeer het maar eens..."
Ik zocht een werk uit van Claus. Tevergeefs. Ik opperde dat de hedendaagse auteurs misschien alleen in deze bibiotheek opgenomen worden, als ze de nobelprijs gewonnen hebben. Maar het bleek anders in zijn werk te gaan. Wie nog niet dood is, ligt in een koelruimte te wachten. Invriezen is voor na het heengaan...
Rilke dan maar... Die Sonette an Orpheus. Als dat geen gepaste lectuur was...
Regel na regel verschenen de verzen voor mijn geest.
"En wat als ik wil herlezen?".
"Probeer maar."
Ik bladerde terug. Eender waar kon ik beginnen lezen. Eender waar kon ik de tekst oproepen.
"Maar dat werkt net als een cd-rom!"
Ze keek me aan. "Is dat weer zo'n computerterm?"
"Ja, die waren nog maar net uitgevonden, toen je..."
"Toen ik me naar hier verplaatste. Wel ja, je denkt toch niet dat mensen de mosterd elders halen... Elke gedachte, hoe authentiek ook, wordt van hieruit gestuurd."
Ik zweeg. Het schemerde even in mijn gedachten. Wat ze bedoelde was dat alles wat wij levenden doen, hier voorgeprogrammeerd ligt in die reusachtige diepvriesbak... Onze creativiteit en fantasie bestaat reeds in bevroren vorm in een immense blibliotheek, in het hart van een gletsjer.
Als ik hiermee de media niet zou halen...
Ze reageerde op mijn gepeins.
"Wees gerust: niemand zal je geloven. En zelfs al zouden ze je geloven, dan zouden ze het nog niet willen toegeven."
Nee, ze had gelijk. Het is alsof je aan de levenden het plezier ontneemt van te scheppen. Alsof je aan een kleuter een bouwdoos geeft waarin het eindprodukt al kant en klaar opgeborgen zit. Het kind zou het geschenk woest van zich afduwen.
"Mensen zijn inderdaad zo pretentieus te denken dat ze inventief en origineel zijn."
"En waarom ook niet. Als we ons er goed bij voelen... Hou dit geheim dus maar voor jezelf..."
Ik knikte. Het maakte me deelgenoot van een gigantische conspiratie.

Het kind trok aan haar arm. "De bijen komen, mama."
Wat had dit te betekenen?
Plotseling waren we niet meer alleen.
Verscheidene gedaanten kropen uit de wand tevoorschijn. Sommigen waren aangekleed, anderen waren naakt. Ze kropen op handen en voeten of sprongen op één been in het rond. Ze waren erg jong.
Een tiental onder hen kwamen op me toegelopen. Ergens klonk een gong; alsof iemand met een staf op een koperen plaat had geslaan. Steeds sneller herhaalden de slagen zich.
Danielle lachte me bemoedigend toe, maar ik voelde enkel angst.
De jongelui juichten en klapten in hun handen. Het ritme escaleerde.
Dan bemerkte ik dat ze allen pas besneden jongelingen waren. Ze omhelsden me. En noemden me hun vriend.
Toen weken ze uiteen. Een oudere vrouw, met tiara op het hoofd, gezeten op een ezel, betrad de ruimte.
Het gezang hield aan. De gong ging over in een monotoon gezoem.
De oudere vrouw stond recht op de rug van het balkende dier. Ze hief de armen. Haar witte gewaad viel van haar schouders en toonde haar naakte lichaam. Dan hief ze de rechterarm, keek opwaarts, en bracht met een ruk haar linkerhand op haar buik, spreidde de vingers en plofte met de andere hand een lange, fijne, messcherpe schelp tussen linker duim en wijsvinger, in haar navel.
Haar hoofd viel; haar kin steunde op haar borstkas. Dan stopte het gezang. Alleen het zoemen bleef hoorbaar.
In die onechte stilte weerklonk de kreet van de oudere vrouw terwijl ze de spitse schelp in één snijbeweging tot in haar hart dreef.
Haar lichaam stuikte voorover en gleed van de ezel. Het gezang hervatte. De tiara viel op de grond.
Nu richtten allen zich weer tot mij. Als demonen rukten ze aan mijn armen, sperden mijn benen, knepen in mijn heupen, sleurden aan mijn borsten en beten in mijn oren. Tot ik mij naakt voelde.
En de tiara op mijn hoofd werd geplaatst.
Plots zwol het gezoem aan. Een zwerm bijen vloog de zaal in. Spiraalsgewijs versneden ze de lucht in stukken.
Dan kroop een schaduw op handen en voeten naderbij en boog zich over me. Ik keek in de bevroren ogen van Danielle. Mijn lichaam behoorde haar...



***

Toen ik wakker werd, lag ik in het bos onder de olm. Tussen mijn benen voelde ik vocht. Ik hield een halfontdooide dichtbundel in mijn handen. De bladeren kleefden nog aan mekaar, terwijl enkele druppels langzaam van de rug naar beneden dropen. In mijn schoot had zich een plasje gevormd.
Toen pas besefte ik welk werk ik vasthield: de eerste druk van Rilkes "Die Sonetten an Orpheus": 1922.
Danielle moet het op de één of andere manier losgekregen hebben uit die bevroren boekenwand.
Ik zuchtte. 1993: het jaar dat ze afscheid nam. En nu, een bundel uit 1922 die deel uitmaakte van haar heden. En daarmee ook, een beetje toch, van mijn heden. Het kan raar lopen in een leven. Tijd speelt met tijd.
Wat een blik in mijn toekomst...







***



Dagen later pas, zou ik het aandurven Rilkes werk te openen. Een geur van nectar verstoof in mijn kamer. Er viel een blad uit de bundel. Ik wou het terug op zijn juiste plaats steken, toen ik merkte dat het een geschreven tekst was. Ik herkende onmiddellijk Danielles handschrift...
Aarzelend begon ik te lezen.

Bijen vormen een van de meest ordentelijke en gedisciplineerde samenlevingen in de kosmos. De Newtoniaanse wetmatigheden (die uitzonderingen zijn, omdat de kosmos gekenmerkt wordt door verandering en wanorde) hebben eeuwen het menselijke denken beïnvloedt. Daar waar God een zekerheid was, diende er na Newton een nieuwe zekerheid te zijn: de universele wetmatigheden. Nu deze ook genadeloos onderuit zijn gehaald, blijft er voor de mens enkel nog het bewonderenswaardig aanschouwen van rigide evolutieloze lichamen zoals bijenkolonies. Het gedrag van zulke lichamen is zowat het enige dat met 100% zekerheid te voorspellen is.
Zijn imkers daarom mensen die sterke behoefte hebben aan geestelijke zekerheden? Het lijkt er wel op. Daar waar de bijbel gedurende eeuwen een leidraad was, wordt de verlichte imker de antropoloog van een diersoort en transponeert zijn ervaring op de mensensoort.

De tekst was duidelijk niet af. Maar wat had ik anders kunnen verwachten...

Ik weet nog steeds niet wat die voorstelling te betekenen had. Als je droomt dat je aan het dromen bent, creëer je daarmee de negatie van wat je droomt. Waarom moest ik getuige zijn in dit dodenrijk van een parodie op haar moord? Was het wel een parodie? Was deze voorstelling bedoeld om betekenis te geven aan haar dood? Alsof we getroost kunnen worden, met de gedachte dat haar dood een overgangsrite was...

Wordt vervolgd... dat is wat ik hier zou willen schrijven. Met woorden samengesteld uit de asse van onze gedachten.
Ik zou me tot jouw willen richten, Danielle, alsof je naast me staat.
Alsof je deze woorden zou kunnen lezen. Zodat ik weerwoord krijg… stof tot verder nadenken.
Dat is de reden waarom jouw dood behoefte heeft aan een leugen...



 

Print this page Back Next