Het Dier

*************
HET DIER
**************

Choci had zichzelf niet in de hand gehad. Hij was verliefd geweest. Nu ja, hij had Annik rauw gelust, zijn driften gesust en haar linker tepel gekust. Dat schonk hem opnieuw rust.

Na twee maanden gingen ze naar de kust. De Noordzee-kust.
Ze legden hun zielen te rusten, aten oesters, bruinden hun melkwitte huiden en snoven coke met zoute zeelucht.
Dit herlaadde hun lijven.
Ze baadden, liepen achter mekaar, wisten niet meer waarvandaan ze kwamen, noch wat hen tezamen bracht, en rolden zich uitgeput in een kom tussen twee duinen. Zodat hun naakte gestalten in een knarsend korset van korrels en schelpen kwamen te zitten.

Zelfs van tussen Anniks beschaamde lippen haalde Choci's tong een onooglijk karakolletje tevoorschijn. Hij vergeleek het onding met zijn geslacht en bracht haar clitoris in vervoering.
Toen rees in hem het Dier en plofte hij zijn staf in haar graf.
Twee maanden later had bij haar elk bloeden nog steeds opgehouden. Ze poogde Choci in alle fair-play duidelijk te maken dat zij hem in de keuze wou betrekken: het kind houden of aborteren.
Als voetnoot voegde ze eraan toe dat zij het wel wou laten geboren worden. Maar dat hing nu eenmaal van hem af.
En Choci? Wel, die kon niet nadenken. Of wou niet. Want wie niet peinst, kan later ook niet verantwoordelijk worden gesteld.
Choci volgde zijn intuïtie. Hij was zelfverzekerd. Hij vertrouwde zijn feelings.
Pas maanden later las hij ergens dat intuïtie of volslagen correct is, of volslagen de bal misslaat.
Het kind kwam er dus. Een meisje. Maar omdat Choci jaren in een kraakpand had gewoond en Annik in alternatieve milieus had aangetroffen, noemden ze het kind: Pieterke.

***

Als esthetiek een synoniem weze voor mooi(heid), dan zou Pieterke eerder als on-esthetisch gedefinieerd worden.
Maar aangezien esthetiek ontstaat wanneer gevoelens worden opgeroepen, genoot Pieterke het voorrecht bij familie en kennissen omschreven te worden als: een lief lijf met een hoofdje als een bloemkool.
Pieterke groeide traag op. Zij kreeg keurig voorgekauwde -in grootwarenhuizen aangekochte- fruitpapjes en puddinkjes, en kon na tien maanden al flink rechtop zitten in haar ren.
Papa Choci was fier op zijn spruit. 'Een ware androgyne', zo pleegde hij te snoeven. 'Nu ik vader ben, de kerk heb bezocht en me in de echt heb laten verbinden met Annik, ben ik veel minder slordig en heel wat hygiënischer.' De tijden dat de spaghetti van tussen het hondeneten werd opgevist, vluchtig afgewassen en in de kookpot gekwakt; die tijden waren voorgoed voorbij. Nu at hij volkoren deegwaren, had zijn hond weggeschonken en droeg nette, gestreken kledij.
Dat moest wel, daar hij in een keurige slagerij werkte; 's ochtends het nette, opgespoten vlees ging ophalen, het in de toonbank ten toon spreidde en de klanten hoffelijk bediende.
Ach, natuurlijk had Choci compromissen met zichzelf moeten sluiten. Voor zijn huwelijk, voordat Anniks buikje was gaan zwellen en hij zijn katholieke familie slechts eenmaal per jaar bezocht, toen stelde hij heel wat anders dan vlees en charcuterie tentoon. Hij exposeerde eigengemaakte olieverfschilderijen. Post-punk produkten. Harde kleuren, karikaturale mensen, ecologische dubbele bodems. Niet zelden schilderde hij een paus in zijn onderbroek of een rus met coca-cola in plaats van hamer & sikkel op de vlag. Choci was een verstrooide, zachte anarchist. Hij begon pas te leven als de zon zich klaarmaakte om onder de horizon te duiken. Hoe vaak veranderde zijn flat tegen middernacht niet in een repetitielokaal. Fluit, viool, sax, trombone, drum, gitaar: het klonk allemaal, en vaak tezamen. Jazzpop. Of funkrock. Of new wave. De vlag dekte de lading.
De buren protesteerden niet: ze luisterden vanuit hun bed of kwamen mee het bier en de whisky uitzuipen.
Choci was desondanks al die vrienden, al die warme klanken en ambiance tot in de vroege uurtjes, een eenzaam man. Een gefrustreerd genie. Een artiest die bohemien speelde, performances hield in bistro's en er winden liet die roken naar worst met bloemkool.
Het Koninklijk Museum nam zelfs een werk van hem in bewaring. Maar Choci kende geen intimiteit. Hij had niemand waar hij zijn gevoelens aan kon vertellen. Hij leefde temidden een maskerade. En speelde clown...

***

Choci schreef in zijn brief-in-de-groene-enveloppe dat door het Dier in zijn geest de Idee was ontstaan.
Oordeelt u zelf.

Kort na de eerste verjaardag van Pieterke, kwam Choci vermoeid, met loodzware benen, de achtenveertig treden op, die naar hun flat leidden, in het oude herehuis op de hoek, vlakbij het Raadshuis.
Met zich droeg hij de geur uit de beenhouwerij: een duffe, in de kleren kruipende worm die bedwelmend werkt, de neusgaten verstopt en langs de oren weer naar buiten treedt; niet zonder eerst ook de smaakpapillen aangetast te hebben.
Choci opende de keukendeur en zag op het kleine tafeltje met de twee rode krukjes, het avondmaal klaarstaan. Bruin brood met vleespastei, saucisse, kop en paté. En een stevige pot Luikse siroop.
Tram elf ratelde voorbij: de koffielepeltjes (een geschenk van Anniks moeder) trilden sincroon mee.
Choci hing zijn overjas aan de kapstok, trok zijn witte werkshort uit en stak zijn hoofd in het salon.
Zijn vrouw zat op de sofa, las een dagblad. Het kind sliep in de ren.
-'Dag Choci. Hoe is 't geweest?'
Choci glimlachte afwezig.
-'Pieterke heeft al gegeten. Zullen wij aan tafel gaan...'
Choci glimlachte gedwee.
Ze zetten zich neer en aten. Wie eet mag niet praten. Dus dat viel mee voor Choci.
Zijn vrouw ruimde de tafel af en hij zette het televisietoestel aan. En staarde dan naar de gaskachel met ingebouwde blokken nephout. Blauwe vlammetjes dartelden hellig achter de glazen ruitjes.
Het was toen dat het Dier opnieuw bezit nam van Choci.
Hij stond op en nam het slapende kind uit de ren; vleide het hoofdje tegen zijn ongeschoren kinnebak en droeg het naar de keuken.
Hij glimlachte.
-'Wat ga je doen, Choci?'
-'Ik ga Pieterke in haar bed stoppen.'
-'O, da's lief. Doe je haar een...'
Choci knikte. Hij kende het ritueel van het ter slapen leggen van baby's. Al deed hij dit zelden.

***

Maar Choci ging niet naar de slaapkamer, waar naast hun bruinhouten bed (een geschenk van zijn moeder), het kleine opplooibare bedje van Pieterke stond.
Nee, Choci stapte de badkamer in, bukte zich over het bad, duwde de zwarte stop in het daartoe bestemde gat, liet zich hierbij de kleine haast ontglippen, draaide de koud-waterkraan open en zette zich, nog steeds met het kind op zijn arm, op de plastieken toiletbril, die vervaarlijk kraakte.
Hij keek voor zich uit en las wat een erudiete bezoeker op de afschilferende wand had geschreven: 'Waarom waarom zeggen? Het mysterie begint immers bij de uitleg...'
Choci keek naar Pieterke. En slikte. Dan begon hij het kleine wezen langzaam uit te kleden en legde het gele pyamaatje over de emaillen wasbak. Vervolgens stond hij recht, draaide de kraan dicht en hees het naakte kind boven het voor de helft gevulde bad.
Choci keek naar de zwarte krulletjes, de gesloten oogjes en het rode velletje. Een verbeten lach kwam op zijn lippen drijven en verdween toen ook hij de ogen sloot.
Langzaam voelde hij hoe het Dier in hem sterker werd.
Hij zag fosfenen; blauwe ruimtes; schreiende hulpeloze wezens en zijn vrouw in een afstotende pose zijn geest passeren.
Nog steeds met de ogen toe, ademde hij diep, slikte een saucisse-met-look-smaak door en ontving van het Dier nirwana-macht.
Toen greep de actie plaats.
Choci voerde met zijn armen een mechanische neerwaartse beweging uit. Hij dompelde Pieterke onder in een musset.
Even sputterde het kleine ding, heel even spartelde ze convulsief met haar beentjes. Toen zwol het hoofdje, verkleurde het lijfje blauw en sprong er in de borststreek een ader.
Waarna ook het hartje brak.

***

Choci wreef het lijfje zorgvuldig droog met een grote strandhanddoek, deed het een proper pampertje aan en het gele pijamaatje om, en droeg dan het zwijgzame ding naar de slaapkamer.
Hij legde het hoofdje onder het kussen, wroette met zijn handen in de lakentjes die zo zorgvuldig chaotisch kwamen te liggen; doofde het nachtlampje en verliet de dodenkamer.

****

Annik keek vanuit de grijze otomaan naar het gesproken dagblad. Ze lachte Choci toe.
-'Slaapt ze?'
Choci knikte.
-'Erg diep.'
-'Kom je bij me zitten?' vroeg ze.
Hij vleidde zich neer op de grond aan haar voeten.
Hij had haar een verrassing geprepareerd.
-'Ik heb vandaag mijn ontslag gegeven in de slagerij.'
Ze keek hem verward aan.
-'Ik wil op reis gaan en terug gaan schilderen en musiceren.'
-'En waarvan gaan wij dan leven?' wou ze angstig weten.
-'Ach, ik heb genoeg gespaard om...'
-'Ik, ik,...maar wat met ons?!' Ze keek hem verwijtend aan.
-'Ik heb genoeg gespaard opdat wij dit bestaan kunnen opgeven.' Hij ontstak een cigarello.
-'En daarna Choci? Wat gaan we doen als ons geld opgereisd is?'
-'Dan ga ik schilderen en exposeren. En jij zoekt je een baantje.' Hij klonk afwezig.
Zijn nonchalance irriteerde haar.
-'We hebben steeds meer geld nodig voor het kind...'
Een argument waarop ze een deftige repliek wenste.
-'Dat zien we wel' wimpelde hij haar aanmatig trots toe.
Waarna de communicatie stokte.
Hij verzonk in fantasieën, gelardeerd met tropische stranden, ruige gebergten, zwoele onweders en een moiré zijden sarong.
Zij voelde haar maag inkrimpen; verloor vaste grond onder de voeten. Waarna een traan limpide uit haar linker ooghoek rolde.

***

Ze hadden de verdere avond gescheiden gevuld.
Hij starde infaam naar het televisiescherm, verdwaasd oscillerend en onrustig zappend.
Zij bladerde nerveus in een modemagazine waarin mannequins coquetteerden in obsolete pakjes.
Tegen elven werd het bedtijd.
Choci gaf blijk van zulke insolente koelbloedigheid, dat het Annik als normaal voorkwam dat ze als eerste het krakende echtelijk bed moest opzoeken. Ze liet Choci declameren dat hij niet langer meer zou opblijven. Na een grote stilte tussen hen beide, moest ze proberen met lichamelijkheid het grote ijs te smelten.
Ze begon alleen aan de klim naar hun nestje.



***

Choci legde zijn ruwe kin op een blauw kussentje, spreidde de armen, betastte met zijn vingers de haartjes op het geruite tapijt, hief zijn kont, trok zijn knieën dichterbij. En mediteerde...

***

Annik wreef met haar palmwitte vingertoppen over de bestofte trapleuning. De treden piepten onder haar stap. Haar zwarte haren gleden langs haar wangen; haar kleine borsten wiegden amper. Ze prakizeerde...

****

Hij voelde het Dier aan zijn voeten. Hij rook het Dier boven hem. Hij wist dat het Dier in hem zou dringen. Hij vroeg zich af of het Dier niet altijd al in hem had gehuisd. En of hij er goed aan had gedaan het vroeger te veronachtzamen.
Maar toen hadden veel vrije tijd, drank en drugs het Dier getemd. Dat had hem doen dwalen, ontheemd van vader en land.
Het Dier bond hem nu aan structuren, aan een cultuur. Het schonk hem de lauwe zekerheid van erkenning door anderen, omdat ze zich in hem, in zijn dagelijks bestaan, konden herkennen.
Toen hij indertijd het Dier de baas was gebleven, was hij zigeuner in eigen stad geworden. Hij had de dagen geplukt en zich zachtaardig opgesteld maar de ontevredenheid was als een onrust in hem blijven woekeren. Hij had getwijfeld aan zijn relaties, aan zijn talenten en vreesde de satraap in zichzelf.
En nu wachtte hij gedwee, als een verachtelijke looser, tot het Dier hem opnieuw zou bestijgen.

***

Toen Annik zich over het lichaampje boog, viel haar aanvankelijk enkel op dat het hoofdje nogal diep weggedoken lag onder het bebloemde kussen. Ze nam voorzichtig het hoofdje vast. Wat voelde het koud aan.
Ze stak haar hand tussen halsje en pijama en wreef over het ruggetje. Verstijfd.
Daarop nam ze het kleinood van onder de lakens. Het bewoog niet. Het ademde niet. HET ADEMDE NIET.
Een schreeuw vulde de slaapkamer. Doch werd overstemd door het getinkel van tram elf.

***

De dagen verstreken.
-'Ik kan niet alleen zijn met mijn gedachten. Ik wil hier weg Choci. Ik wil naar mijn zussen en mijn moeder.' Ze keek hem smekend aan.
-'Jij bent een verstandige vrouw. Je hebt je er goed doorgeslagen.' Hij legde zijn arm om haar middel.
-'Kom, laat ons een wandeling maken.'
Ze liepen gearmd langs het terras. En keken naar de flatgebouwen op de andere oever.
-'Kijk', zei hij, terwijl hij op de grijze rivier wees. 'Deze stroom is altijd in beweging. Daarin ligt het geheim van het leven. Als je lang genoeg blijft stilstaan, zeker bij al te gevoelige gebeurtenissen, dan rot je weg.'
Ze schudde van niet en rukte zich los uit zijn onoprechte omarming.
-'Je houdt niet meer van me.'
Hij zweeg.
-'Je wilt me kwijt. Je wil me weg.'
-'Ik kan niet hebben dat je zeurt! Dat je terug naar je familie wil. Je stroomt terug, in plaats van vooruit.' Hij wou medelijden betuigen, maar het Dier in hem keerde zich tegen elke smart.
-'Wat beteken ik voor jou? Ik begin je te haten!' Met venijnige blik vocht ze tegen zijn afwijzing.
-'Ik ben koppig. Jij bent koppig. Dat gaat niet tezamen. Of wil je ongelukkig blijven?' sprak hij.
Nog eenmaal ademde zij haar zuiderse geuren tegen zijn gelaat. Met haar ranke lijf kroop ze tegen zijn vette buik.
In de verte toeterde een vrachtschip.
Ze drukte haar fijne lippen zachtjes op zijn wang. Draaide zich van hem weg en begon te rennen...

***

Choci kwam mij opzoeken. Sedert de begrafenis van Pieterke had ik hem niet meer ontmoet.
Ik keek hem recht in de ogen. Hij werd nerveus.
Hij ontdeed zich van zijn rugzak en vroeg me of hij op mijn bed mocht liggen.
Toen hij geslapen had, riep hij me. En overhandigde me een groene enveloppe.
-'Wat moet ik hiermee, Choci?'
-'Geef deze brief aan mijn vrouw.'
-'Ga je haar verlaten?'
Hij knikte.
-'Eindelijk heb ik weer het recht om gek te zijn.'
Hij stond recht, deed zijn rugzak om, zoende me op de mond en sloot de deur achter zich.
Ik opende de groene enveloppe; las zijn brief waarin hij biechtte, en smeet hem in het houtvuur.
En keek toe hoe de vlammen de harde waarheid verteerden...


(c) 2010 - All rights reserved

Print this page