De Oorlog

****************
DE OORLOG
****************
Fae was van het pyknische type. Haar borsten golfden in de cadans van het heuvellandschap, waarvan de vallei samenviel met de zonk tussen haar billen: het zwarte gevaarsdriehoekje.

Ze was het eerst opgemerkt, toen ze op het vervallen gemeentehuis aan een duf loket, een voorlopige verblijfsvergunning had aangevraagd. Ze gedroeg zich als een vreemdelinge.
Het was een kwestie van dagen of het hele dorp wist dat die gedrongen, strengkijkende gedaante in mauve broekpak met bretellen en diep doorlopende groeven tussen ooglid en wenkbrauw, de nieuwe huurster was van Tolaus' fermette.

Fae werd sneller vertrouwd met het vallen van de avond, dan met de dorpelingen.
Haar trage, ritmische ademhaling en haar trefzeker geplaatste voetstappen brachten over haar lichaam een onopvallende tevredenheid. De witte stilte, waarvan het zacht wiegen van bladeren, het rustig opstuiven van stuifmeel en het veilig binnenvaren van de geuren van hibiscus en jasmijn in haar neusholtes, de meest energieke ontwikkelingen waren- die stilte was haar partner. Voor hààr hing het voltallig vogelgepeupel één voor één de strijkstok aan de kapstok. Het was alsof elke avond opnieuw Haydn's Afscheidssymphonie opgevoerd werd.

Ze ontving gedurende weken geen post, noch telefoon. Haar dagen waren identiek: een ascetisch bestaan temidden een overvloed aan kleuren en geuren...

Na drie maanden communiceerde Fae slechts met één koppel in het dertig huizen tellende dorp: het oude echtpaar Mia en Axel. Ze verbleven aan de westkant in een tweewoonst waarvan de rechterhelft verhuurd werd aan toeristen of studenten.

Axel vertelde Fae tijdens hun eerste ontmoeting over zijn oorlogsverleden. Als twintigjarige zat hij maandenlang ondergedoken in een kelderverdieping. Hij schuwde het daglicht en had er een blanke huid aan overgehouden. Enkel de korzelige, ingekerfde ouderdomsrimpels verdonkerden zijn vel en gaven zijn wijsheid silhouet.

Mia was allerminst een afgietsel van Axel, die zich graag spiegelde aan het motto: de mens is geboren om lui te zijn. Zie maar naar de beesten, zie maar naar de primitieve mens. Een ijverige Mia overtrof haar man in nervositeit en geweeklaag. Geld lag aan de basis van driekwart van haar daden. Zelfs het kind verwekt tijdens de oorlogsjaren (dat leek Fae pas een uitdaging!) had een materiële oorzaak. Het nonchalant op een neer bewegen van een nepkoffie en sigaretten aanbiedende mof had niet alleen Mia's clitoris, maar ook haar baarmoeder beroerd. Het was dus allerminst liefde die aan de basis lag van het baren van een mondje meer.

Fae vertelde Mia stelde dat ze nooit een groeiende vrucht zou aborteren. Ze zei elke geslachtsdaad als een ritueel te ondergaan. Haar kleverig lichaam was de hostie waarin het gepeesde mannelijk lichaam zijn tanden mocht zetten. Zachtjes, wel te verstaan.
Als ze zwanger zou geraken, zou ze het kind houden.
Nimmer echter zou ze een kind willen plannen. Ze wil geen kinderen verwekken maar enkel aanvaarden. Als een toevalligheid.
Mia had haar ogen opgetrokken en het hare gedacht van Fae's principes. Toevalligheden zijn vaak ongewenst, had ze gedacht. Ze vond Fae naïef, maar haar leeftijd -26- kon ter verontschuldiging worden ingeroepen.
Axel had geapplaudisseerd toen hij Fae's statement hoorde. Eindelijk nog eens iemand die het leven durfde uit te dagen! 'Er was nog hoop voor de mensheid', had hij gegniffeld. Waarop Mia had gemompeld: 'ouwe dwaas'.

Toen Mia met Axel trouwde, bleek het oorlogskind verbeterd uit een gesticht gekeerd en huppelde voortaan op eigen benen, elders in dit lilliputterland. Axel diende te aanvaarden dat Mia geen nakomeling meer wou. Voortaan zou hij het kinderloze bestaan enthousiast verdedigen. Voor Axel was elk voldongen feit een reden tot principiële stellingname. Hij week slechts van zijn principes af wanneer zijn denken ontoereikend bleek om zichzelf te verantwoorden. En hij kwam slechts uit zijn loopgraven om zich te verantwoorden, als de werkelijkheid hem dwong om een situatie te ondergaan die diametraal tegenover zijn verzuchtingen stond. In alle andere gevallen verdedigde hij zijn situatie met een nonchalance als ware het authentieke gelegitimeerde keuzes.

Mia was voor Fae interessant omdat ze via Mia allerlei weetjes en adresjes verkreeg die haar hielpen aan praktische noden te voldoen. Butaanflessen aanschaffen; de telefoon aansluiten; pompoen invriezen: wonen in een Ardeens dorp zet bepaalde elementaire bezigheden terug in de toptien van de bekommeringen. Doch bij momenten waren deze survivalachtige bezigheden eerder ongewenste beslommeringen voor Fae. Dan verkoos ze het gezelschap van Axel. Met hem kon ze praten op niveau; zeg maar: spiritualiteit ontwikkelen. Hun gedreven gesprekken gleden als satellieten door het filosofisch firmament.

Het eerste atoom tijdens de big bang tot het mogelijk laatste waarneembare atoom -na één of andere voor Axel vaststaande apocalyps- werd ter tafel gebracht, bediscussieerd, ontmanteld en opzijgeschoven om achteraf weer in een totaal andere context ter sprake te komen.
Spreken met Axel was voor Fae een ritueel. Het scherpte haar geest, verbeterde haar kennis van het Frans en voorzag haar van energie, opdat ze haar verblijf aan de grens van het gesloten dorpje als één uitgerokken dans met energierijke en energieloze momenten kon ervaren.

***

Fae was net het trotse, verheven geklapwiek aan het bespieden van de neukende haan, stoelend op een onooglijk leghennetje, wanneer Axel het erf opwandelde en zich verontschuldigend liet neerzakken op een tuinstoel- of wat daarvoor moest doorgaan na twee maanden intense regenval op het toch al labiele houtwerk.
Fae veerde recht, liet de haan zijn genot in vrede en lachte de ouderling charismatisch toe.
Axel begon te tateren. Dat het dorp rustig gelegen was. Dat hij het steeds weer bewonderenswaardig vond om een zo jonge vrouw zo alleen in zo'n afgelegen gat aan te treffen. Hoe heette ze alweer? Fae.
'Een naam voor een carrière op teve', had hij luid gelachen. En zij had met hem meegelachen en naar zijn trefzekere pupillen gekeken.
Ja, van carrières wist hij alles. Hij was pianovirtuoos geweest, en zou het zeker gemaakt hebben, maar de oorlog had hem genoodzaakt zijn studies te onderbreken voor een ambtenarenloopbaan. Zijn vingers waren uitzonderlijk lang en lenig. Hij speelde dagelijks minstens twee volle uren. Sonates van Beethoven. Cantates van Mendelsohn. Walsen van Tsajkovski. En als top off the bill: de Hongaarse rapsodie van Liszt. Natuurlijk lag zijn tempo wat lager en moest hij soms een fragment opnieuw spelen, maar al bij al mocht zijn spel gehoord worden. Hij vertelde dat hij een eenzaat was, die echter niet voor zichzelf kon zorgen. 'Zoals alle artiesten, hé', lachte hij. Fae wilde hem van repliek dienen: ze beschouwde zich ook als en artiest en ze leefde alleen en kon verdomd goed voor zichzelf zorgen. Maar ze zweeg want als Axel op dreef was, kwamen de zinnen uit zijn mond met een zelfde zelfzekerheid als deze waarmee de jonge Chopin de noten tijdens de uitvoering van één van zijn études door de zaal liet weerklinken. En die stroom onderbreken omwille van een nuance in de gedachtegang leek haar inopportuun.

Axel was niet gemaakt voor deze wereld, en daarom was hij communist geworden. Vooral net na de oorlog had hij gehoopt op een betere wereld. Maar mensen zijn onverbeterlijk, of ze nu machthebber zijn in dit systeem of in een ander systeem. Dus had Axel zich gestort op zijn ambtenarenloopbaan en was hij opgeklommen tot afdelingshoofd. Doch zijn passie bestond uit zwarte en witte toetsen. Ze vroeg zich af of hij zich dan niet had kunnen herpakken? Of hij niet opnieuw gedacht had aan een carrière als muzikant? Hij had toch geen kinderen.
Hij had zijn schouders opgehaald. Soms is het te laat in het leven. Niet omdat het te laat is, want alles is altijd mogelijk, maar wanneer de energie en de wilskracht ontbreken, moet men soms afzien van bepaalde démarches. De oorlog had hem een engagement gegeven, en daar had de kunst voor moeten wijken. De liefde voor de noten maakte plaats voor de liefde voor de strijd.
Over de liefde voor zijn vrouw repte hij met geen woord.

Wat was dat eigenlijk voor iets, de oorlog? Fae vroeg het zich af.
Blaften de honden toen vaker? Legden de kippen minder en schralere eieren? Deed het geglinster van de elzen in de ochtendstralen niet denken aan honderden op de takken geëtaleerde armbanden, deinend op een klamme bries?
Waarschijnlijk slopen er tijdens de oorlog 's nachts donkere silhouetten over het aardappelveld, hun meegebrachte emmers vullend met halfvolgroeide, onbespoten aardappelen.
De oorlog maakte veel kapot, maar kon ook geven. Tot op zekere hoogte kon men de impact van een oorlog inschatten. Maar misschien was Axel zo getroffen geworden in zijn carrière, omdat hij net een volwassene aan het worden was. Dat was zijn pech geweest en had hem ongelukkig gemaakt.

Maar nee, Axel was gelukkig niet ongelukkig geworden door de oorlog. Hij had begrepen dat men zich in onheilstijden nog machtelozer voelt dan in vredestijd. Zo stelde hij: 'Men dient sowieso altijd zelf zijn financiële boontjes te doppen. En dus kan men uiteindelijk enkel op zichzelf rekenen.'
Toen hij deze woorden uitsprak, keek hij Fae heel lang recht in de ogen.
Axel was aantrekkelijk. En moest dat vroeger nog veel meer zijn geweest. Fae voelde een warmte in haar hoofd en een rilling over haar rug. Ze voelde zich geborgen bij deze kranige halfbloeier. Ze voelde dat ze een juiste keuze had gemaakt door in het dorp te komen wonen.

Fae had het uitgemaakt met Johan. Hij was haar enige belangrijke vriend, maar hun relatie was stukgesprongen op het schijnbaar weinig gevoelsmatige probleem hoe de moeizaam gezamenlijk binnengerijfde centjes aangewend dienden te worden. Zowel Fae als Johan eisten het weinige surplus dat niet aan voedsel en transport werd besteed, voor zichzelf op.

Nadat Axel het erf verlaten had, ging Fae met spitten in de moestuin. Ze hield van repetitief werk, het bracht haar in een gedachtentrance.
Leven als bohémien is leuk en geeft een vrijgevochten gevoel. Fae had het zelf ondervonden en was er zelfs verslaafd aan geworden. Meer nog: ze plukte al meer dan twee jaren de dag en, toen ze nog in de stad woonden, bij voorkeur de nacht. Zij en Johan voelden zich terzijde het gewoel van de wriemelende massa.
Maar op die manier kregen hun respectievelijke ego's alle kansen zich te ontwikkelen. De ijdelheid en het eigenbelang woekerden. Rekening houden met een ander wordt veel moeilijker als men vooral met zichzelf bezig is. Dat was dan weer een voordeel van de oorlog, bedacht Fae: men diende zichzelf weg te cijferen, tot op het niveau van het behoud van het vege lijf. Wat anderen van je denken terwijl de bommen je stad aan flarden rukken, laat je koud. En tijd of ruimte om met je ontplooiing bezig te zijn, is er amper; dat had Axel haar duidelijk gemaakt.
Maar Johan zag hoe Fae zijn vrijheid aan flarden rukte, doordat zij schildersmateriaal kocht, terwijl hij liever de kunst (en nog veel meer) wenste te consumeren. Achter hun gekibbel over de noodzaak van hun geldverslindende bezigheden, kwam alras een mentaliteitsverschil tot uiting. Fae's karakter neigde naar een introverte benadering van de wereld. Zij huldigde het principe dat geen autonomie groter kan zijn dan deze van een speurtocht in de eigen, individuele grotten. Creatie was hierbij enkel een medium om gevoelens uit te drukken, en minder een esthetische werkelijkheid.
Ze communiceerde vaker en intenser met stilte dan met haar geliefde. Zelden kwamen ze tot vergelijkende meningen over gedichten of films.

Tijdens een moderne opvoering van Shakespeare's Otello, was Johan weggelopen, waarna tussen hen beiden dagenlang een betonnen muur leek te hangen die haar wereld -nog steeds in de ban van de contemporaine, agressieve tederheid van het teaterstuk- onttrok aan zijn laconieke koelbloedigheid waarmee hij vluchtig over zijn ervaringen liep als ware het dalstenen die nu eenmaal enkel de straten en nimmer zijn leven plaveiden. Hij was steeds op weg naar een volgende attractie; zij raakte zichzelf kwijt en was bezig de scherven terug aan elkaar te lijmen, heel goed wetende dat ze weer als een andere persoon tevoorschijn zou komen. Zij zag zichzelf als een altijd opnieuw te assembleren golem; hij was al lang tevreden met de versie van zichzelf die hij op zijn achttiende ontdekt had.
Wanneer zij uiteindelijk alle scherven terug bij elkaar had, lag hun relatie in gruzelementen uiteen. En dit keer hoefde het voor haar niet meer. Haar liefdeslijm was op.

Nochtans waren haar seksuele vermogens intact gebleven. Maar het vruchtbaarheidsgevoel was zoek. Misschien daarom dat ze avondenlang tijdens de braamtijd had zitten luisteren vanuit een observatietoren naar de bronstige mannetjesherten die driest en niets ontziend de wei kwamen opdraven; en hun meute omsingelden. Vier poten maakten het lawaai van een brigade dragonders. En de wijfjes lieten begaan. Zij ook stonden immers heet...

's Avonds ging de telefoon. Het toestel stond in haar tuin. Ze was bezig, omhuld door het late licht en de zachte, warme oostenwind, met het uitzetten van slaplantjes in de omgewoelde aarde.
Net voor ze met haar beaarde vingers de hoorn van de haak nam, ging haar een anachronistisch beeld door het hoofd: soldaten drongen haar flat in de stad binnen en sleepten Johan naar buiten.

-'Ja.'
-'Met Axel.'
Ze glimlachte opgelucht.
Of hij kon langskomen. En of hij iets mocht meebrengen.

Of ze nog geschilderd had. En of hij een tasje koffie mocht.

Bij het derde kopje ontdeed hij zich eindelijk van zijn voor deze zomeravond te warme jas en haalde een fles whisky tevoorschijn.
Waarna hij een relaas afstak over zijn vroegere liefdes en zijn opvattingen over samenwonen en intimiteit.
Want opvattingen had Axel dus wel. Jammer dat hij ze niet had kunnen doorleven. Maar ja, de oorlog, dat had hij al verteld...

Mia was in zijn leven gekomen toen de revolutie niet langer een wetenschappelijk vaststaand gegeven was. De jaren 50 legden zijn laatste geloof in de mens droog en de misantroop in hem begon aan een steile opmars. Hij besloot zich dan maar toe te leggen op het verleiden van vrouwen.
Fae lachte. Ze wilde weten waarover hij in die tijd dan sprak? Iemand opvrijen doe je toch niet met te praten over wat je allemaal had meegemaakt…
Hij keek haar spottend aan. Hij had genoeg gehoord. Hij zou haar de waarheid vertellen. Zijn vrouw had twee mannen. Vandaar dat ze in een tweewoonst verbleven.
Fae bloosde. Zoveel ondeugd, en dat jaren voor de woelige meidagen van 68…
- 'Zesenveertig was ik in 68. Wij woonden toen in een antiquariaat. Mia hield de winkel, en ik was de kostwinnaar. Elke ochtend vertrok ik met mijn aktetas Ze noemden me het professoorke, omdat ik mijn collega's met feiten om de oren sloeg.'
-'Toen had je Mia dus al verleid…'
-'Met mijn muziek kon ik bewondering afdwingen. En ik wist hoe belangrijk dat was. De mensen voor wie ik bewondering had, deden aan politiek, of waren al lang dood. Dat ik met mijn engagement geen respect kreeg van de vrouwen, maar met mijn muziek wel… dat heb ik altijd jammer gevonden. Maar misschien is dat dan ook een wezenlijk verschil tussen de seksen…'
-'Er zijn geen seksen. Het zit allemaal in de hersens.' Fae kon niet tegen gendertheoriëen die veralgemenend waren.
-'Nee, de muziek zit niet in de hersens. Die komt uit het heelal.' Axel draaide zijn hoofd naar de hemel toe. 'Wij maken dezelfde klanken als wat daarboven in de kosmos te horen is.'
- 'Waren dat dan de dingen die je tegen Mia zei?'
-'Niet in het begin. Wij zaten allebei in de partij; de oorlog had ons een geweten geschopt! We hadden een ideaal en dat zou de mensheid redden. Bullshit natuurlijk. Waar mensen zijn, heb je onrecht en misbruik. Toen Stalin stierf en Chroetsjov zijn misdaden openbaar maakte, verliet ik de partij. Mia bleef nog twee jaar lid… Achteraf begreep ik waarom: omwille van hem; die andere…'
Hij lachte.
-'Om haar toch te kunnen houden, ging ik op zoek naar alle mogelijke anekdotes en verhalen over artiesten die het al of niet gemaakt hadden. Om de haverklap kwam ik met een nieuw verhaal dat ik eerst uittestte bij mijn collega's op het werk, en dan aan Mia vertelde. Zo heb ik haar respect opnieuw gewonnen, omdat ik de bohémiens verdedigde. En nadien heb ik haar liefde verkregen, uit medelij voor de arme kunstenaar die in mij verscholen zat.'
Fae schonk nog eens vol. Axel ging verder.
-'Ach, we zijn zo makkelijk te manipuleren. Neem de levensloop van Schubert. Altijd prijs bij de gevoelige medemens. Ja, Schubert was mijn favoriet. Hij was de grootste, maar ook de meest ongelukkige van alle componisten. Hij was stik alleen, onbegrepen en straatarm.'

Toen de fles nog halfvol was -voor een levenssakkeraar als Axel was ze reeds halfleeg- kreeg hij het opeens erg benauwd. Hij onderbrak abrupt zijn betoog over Schuberts pogingen om in een barre winter, zonder financiële middelen om te stoken, toch maar de toppen van zijn verkleumde vingers soepel te houden door ze rondom een hete tas thee te leggen, vervolgens even op de piano te tokkelen, notitie te nemen en opnieuw de -nu wel lauwe- tas met zijn handen te omstrengelen.
Met een rood hoofd en stotterende stem vroeg hij Fae of hij zich ergens kon neervlijen. Waarna de tweede helft van de GlennFidish leeggezopen werd in het kleine, zwoele slaapkamertje onder de nok.

De scène erop was als volgt: Axel, zonder hemd, zonder schoenen en met losgeknoopte gesp, lag languit op het lage bed, terwijl Fae aan het voeteinde vertwijfelt poogde het gekwek van de gepensioneerde gerateerde muzikant bij te houden.
De minnaar van Mia was zijn hele leven communist gebleven en daar kon Axel geen begrip voor opbrengen, want een mens moet evolueren. De man was tien jaar geleden gestorven en sindsdien stond een deel van de tweewoonst te huur. Zelf kon het hem niet veel schelen. De man was een buurman; geen rivaal, maar ook geen vriend. Dankzij zijn misantropie kende Axel geen jaloersheid. Mia ging dan ook op de even dagen bij de eeuwige communist, en op oneven dagen bij Axel de nacht doorbrengen. En overdag kookte ze voor beiden. Volgens de dorpelingen sliepen ze soms ook met z'n drieën, maar dat waren roddels.
Axel bleek een nog groter virtuoos in kronkelwegen en hersenspinsels dan in vingergetokkel. Via Mia's minnaar en de dorpsroddels belandde hij bij De Sade. Pas later begreep Fae dat hij deze overgangen in zijn exposé minutieus voorbereid moest hebben.

-'Zeg mij, is De Sade een ziek man, of is het de wereld die zulke gedachten bij een mens kan doen ontstaan, die ziekelijk is?'
Fae lachte kort, keek -of mikte ze eerder- naar Axels voeten en haalde dan haar schouders op.
-'Heeft niet elke mens die eenzaamheid kent, wel eens zulke gedachten?'
-'Juist, mijn kind! '
Axel veerde recht met de soepelheid van een mid-dertiger. Hij legde zijn bibberende hand op haar onschuldige schouder. En vroeg haar:
-'Heb je ooit zulke fantasieën uitgeprobeerd?'
Ze schudde het hoofd.

Axel was sluw. Hij pretendeerde respect voor haar te hebben. Hij rook haar. Hij lokte. Zij was de troef.

Zijn vingers speelden fortissimo langs de koperen bedstang, ter hoogte van het voeteneinde. Haar linkervoet rustte op de matras. Haar ogen volgden zijn wervelend vingerspel. Zijn pupillen gleden van haar ongelakte nagels, over de broze handen en dunne armen naar de toppen van haar schouders, om vervolgens neerwaarts te glijden tot aan de uitstulpende tepels onder haar blauwe hemd. Tevreden zocht zijn blik haar lippen.
Inmiddels schoof haar wreef lichtjes over zijn scheenbeen. Al verhinderde zijn broekspijp enig direct vleselijk contact.

Axel eiste enkel nog hedonische heroïek.
Of heeft een laatbloeier geen recht op lust?

Met gedoofde emoties en opzijgeschoven verlangens, liet zij zich door de met weemoed overmande vent meetrekken, het bed op. Ze zaten geklemd in een teder net dat als een meelijwekkend gevoel rond hun behoeftige lichamen gesponnen was. In dit denkbeeldige net werd elke aanraking gesmeed tot een zwijgend verbond tussen lotgenoten.

Hun lijven kleefden. Zijn handen schoven als scharen over haar kreeftgladde heupen. Een schitterende heksenketel waaruit dampen van verval en klimaks stegen.

Zijn lippen werden samengeperst terwijl hij in haar drong. Zijn ogen vielen dicht. Hij kon ontlast zijn roes uitzingen.

Waarna zij hem van zich af duwde en in gedachte wegfladderde...

Toen Axel die nacht Fae's fermette verliet, voelde hij een ongewoon vitalisme door zijn lichaam jagen.

***

Fae vermeed elk contact met hem. Ze schilderde abstracte taferelen die baadden in een diep karmijnrood. Weerbarstige demonen woekerden in haar en lieten haar penselen met krachtige trekken over het canvas schuiven.
Gedurende een maand keek ze niet in de spiegel.
Maar langer kon ze deze verbeten, opgesloten toestand niet volhouden.

Ze ging avondenlang rond het huis van Axel en Mia spoken. Ze werd bijna door een knappe, blonde student in de antropologie betrapt, terwijl ze bij de vlier aan het uiteinde van de tuin de achterkant van de tweewoonst stond te bespieden.
Met gescheurde broek -overgehouden aan het haastig, onhandig jumpen over onbuigzaam opgespannen prikkeldraad- liet ze zich huilend op haar bed vallen.
Het bed, waarvan ze, terug nuchter, de lakens daags nadat ze er zich met Axel had op neergevlijd, verbrand had.
Ze voelde behoefte te braken, waarna ze hoopte van alle spanning verlost te zijn.

***

's Ochtends bleek haar maag nog steeds een blaasbalg die bij elke ademstoot inkromp en verschrikkelijke pijnen veroorzaakte.
Ze stond recht, opende het raam en luisterde naar het gedreven geloei van runderen. Toen zich ook nog enkele schapen blèrend in het ochtendconcerto mengden, smeet ze het venster met een smak dicht en stormde naakt de smalle zoldertrap af.

Ze griste een mantel uit haar garderobe en opende nukkig de voordeur. Voor haar stond Mia. Met een opgezette glimlach.
Fae wilde de deur terug toeklappen, maar iets weerhield haar.

-'Wat zie je eruit, kind. Heb je iets verkeerds gegeten?'
Fae schudde het hoofd terwijl een onaangename lookgeur haar gelaat trof.
-'Kan ik iets voor je doen?'
Fae schudde van niet.
-'Weet je, ik kwam je uitnodigen bij ons te komen dineren. Axel en ik gaan volgende week verhuizen. Hij voelt zich niet meer zo lekker, zo afgezonderd. Vooral wanneer ik enkele dagen eropuit trek. En bovendien heeft hij...'

Maar Fae luisterde niet meer.
Ze glipte langs Mia en zette zich op de berm van de zandweg. Ze keek verloren naar de witte bloesem van de gevlekte scheerling die als minuscule bloemkolen op en neer wiegden, door een ranke stengel de lucht ingestoken.

Ze had geen oor voor het mekkerende aandringen van Axels vrouw en keek haar ook niet na, toen deze hoofdschuddend de bocht uitstapte.

Een trein zou nog voor de middag naar de stad vertrekken.

Fae nam twee koffers, vulde ze met noodzakelijke en voor haar affectieve spulletjes; liet de hoenderen los, sloot ramen en deuren en stapte het elzenbos in, de borstige heuvel over tot aan het verlaten station.

Ze zette zich neer op één van haar koffers, gaf zich over aan het blauw van de transparante hemel en snoof distelgeuren.

In de verte klonk gerommel, alsof een bombardement op komst was. De luidspreker op het perron braakte marsmuziek. De dreiging van een gedrocht dat sterker was dan haarzelf werd reëel. Ze wist nu wat Oorlog was: een toestand waarbij het onmogelijk is om te kiezen. Want als er dan al een keuze gemaakt werd, dan werd die sowieso ervaren als een keurslijf… En als er niet gekozen werd, dan deden anderen dat in jouw plaats. En ook dat gaf je het gevoel compleet geblokkeerd te zijn…
Het gerommel zwol aan en bereikte een explosieve climax toen een TGV voorbijflitste. Fae keek het pijlsnelle tuig gelaten na en legde haar linkerhand op haar onderbuik.
De enige gedachte die haar hoofd vulde was: ik ben al meer dan tien dagen over tijd...


(c) 2010 - All rights reserved

Print this page